De Torah: Een huwelijksovereenkomst

Omdat de Nazareners religieuze Joden waren die gingen geloven in Yeshua, moeten ze zijn doorkneed met de fundamenten van het jodendom vanaf het moment dat ze in staat waren om te praten.

Een van de fundamenten van het Jodendom, is dat toen JHWH, de Eeuwige, de kinderen van Israël wegleidde uit hun slavernij in Egypte, en Hij hen bracht naar de voet van de berg Sinaï, Hij hen daar een boek met instructies gaf dat in wezen een spiritueel echtelijk contract inhield. Dit geestelijke echtelijke contract werd genoemd de Wet van Mozes, in het Hebreeuws genaamd de Torah.
In werkelijkheid kan het woord Torah eigenlijk niet worden vertaald met “wet”. Het wordt de Wet genoemd omdat de woorden van de Koning van het Universum de draagwijdte hebben van wet. Maar het woord Torah betekend eigenlijk Instructie, richtlijn, en in deze context betekent het de instructies voor het huwelijk.
De Torah is dus de schriftelijke instructie voor iedereen die tot de bruid of de bruidegom wil behoren in praktijk moet brengen, omdat het hen zou ‘zuiveren’.
Verder werd ze gegeven als een soort huwelijksbelofte:

Exodus 19:8
Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE.

De kinderen van Israël gaven hun “JA woord” aan de voet van de berg Sinaï, en in het licht van deze kennis moeten we ons een zeer belangrijke vraag afvragen: Als de Thora het huwelijkscontract is tussen de Eeuwige (JHWH) en Zijn volk, waarom willen christenen deze dan zien afgeschaft?
Waarom inderdaad? Mozes (of Moshe) vertelt ons dat JHWH de Torah heeft gegeven voor ons eigen bestwil: 

Devarim (Deuteronomium) 10:12-13
Nu dan, Israël, wat vraagt de HEERE, uw God, van u dan de HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te gaan, Hem lief te hebben en de HEERE, uw God, te dienen, met heel uw hart en met heel uw ziel, en de geboden van de HEERE en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, in acht te nemen, u ten goede?

De gedachte van een liefhebbende bruid die vreugde heeft omdat de Bruidegom kwam om haar te bevrijden van iets dat aan haar gegeven was haar ten goede heeft absoluut geen zin, maar het christendom is gebaseerd op deze premisse.
Maar in het besef dat de Torah werd gegeven als een lijst met verzoeken van de Koning van het Heelal aan zijn verloofde, kunnen we de verzen begrijpen zoals in Yochanan Aleph (1 Johannes) 2:3-5, die ons vertellen dat we, tenzij we de Torah van de bruidegom echt willen houden, we de Bruidegom niet echt kennen en liefhebben:

1 Johannes 2:3-5
En hierdoor weten wij dat wij Hem kennen, namelijk als wij Zijn geboden in acht nemen. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet. Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn.

En hij zegt ons ook dat: 

Yochanan Aleph (1 Johannes) 3:4
Ieder die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid; want de zonde is de wetteloosheid.

De Torah getrouwe volgelingen van Yeshua (Nazareners) zouden kunnen overwegen dat als zonde wetteloosheid is, dan zou wetteloosheid zonde zijn. Daarom, als men zijn huwelijksovereenkomst negeert is men in wezen bezig met zondigen.
Mensen zijn gemaakt als een bruid voor de Eeuwige en als we niet bereid zijn om de huwelijksovereenkomst te houden, dan kunnen we de Bruidegom niet echt respecteren of liefhebben.

Ook Epiphanius en M. Simon geven toe dat de apostelen de Torah hebben gehouden, en toch weigert het christendom in het algemeen dit feit te erkennen. Het is zelfs opgetekend dat de kerk oorspronkelijk de brieven van Yochanan (Johannes) uitgesloten heeft van de Canon (uit de Bijbel) omdat zijn pro-Torah geschriften in strijd zijn met de (Roomse) kerkdoctrines.
In de moderne tijd houden veel christenen nog steeds vast aan deze anti-wet houding, daarbij verwijzend naar Johannes 3:16 voor hun verdediging: 

Yochanan (Johannes) 3:16
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Het Christendom interpreteert dit vers als zou het betekenen dat het enige wat men moet doen om het eeuwige leven te ontvangen is om te geloven in Yeshua, en misschien, een beroep moet doen op Zijn Naam. Dit lijkt misschien juist, maar slechts twintig verzen later krijgen we te horen dat als we niet gehoorzamen en leven volgens Torah, zo’n geloof niet genoeg is:

Yochanan (Johannes) 3:36
Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.

Deze passage verwart veel christenen. Als de wet toch is afgeschaft, waarom is het dan dat Johannes zegt dat ze moeten gehoorzamen?
Johannes spreekt echter duidelijk. Hij zegt ons dat als we geloven in de Zoon we we het eeuwige leven zullen ontvangen. Echter, als we niet gehoorzamen aan de instructies van de Zoon (Torah), dan zullen we dat eeuwige leven niet zien, omdat de Bruidegom zal weigeren iemand tot Zich te nemen die niet genoeg van Hem houdt om te doen wat Hij vraagt.
Veel christenen kunnen het niet opbrengen de woorden van Johannes te aanvaarden omdat ze in strijd zijn met de concepten waaraan ze altijd dierbaar hebben vastgehouden.
De King James vertalers konden de woorden van Johannes ook niet aanvaarden en gingen zelfs zo ver dat zij ze aldus vertaald hebben: 

36 He that believeth on the Son hath everlasting life: and he that believeth not the Son shall not see life; but the wrath of God [Elohim] abideth on him.
John 3:36, KJV

Hier zien we iets van de anti-wet vooroordelen waarvoor Kefa (Petrus) ons heeft gewaarschuwd in zijn tweede brief (zie hierboven).
De King James-vertaling suggereert dat als we geloven in Yeshua, we eeuwig leven hebben. Maar als we niet geloven in Yeshua zullen we geen eeuwig leven ontvangen. Dit lijkt perfecte zin te maken alleen is het probleem dat het in strijd is met de Griekse grondteksten.
Als we deze passage bestuderen in het Grieks, vinden we er twee verschillende woorden in de Griekse tekst, die beide werden vertaald in het Engels als “geloofd”, maar slechts een van deze woorden betekend echt “geloven”:

36 He that [Strong’s G#4100] on the Son hath everlasting life: and he that [Strong’s G#544] the Son shall not see life; but the wrath of God abideth on him.
John 3:36, KJV

Strong’s G#4100 is ‘pisteuoon’, betekend: denken dat iets waarheid is (of geloven dat iets waarheid is, maar alleen in een intellectuele betekenis).
Daar tegenover: Strong’s G#544 is ‘apeithoon’, betekend: niet geloven, in de betekenis van: niet gehoorzaam zijn.

Als we deze woorden invullen op de juiste plaatsen, zien we dat wat Johannes echt gezegd heeft is dat iedereen die denkt dat Yeshua de Messias is, inderdaad het eeuwige leven zal ontvangen. Maar als dit gedachte-geloof niet leidt tot het gehoorzamen van Zijn huwelijks convenant, zullen zij niet worden beschouwd als een deel van Zijn huwelijk, en daarom zullen zij geen eeuwige leven ontvangen.
Met andere woorden, Johannes vertelt ons dat, om eeuwig te leven te ontvangen moeten we gehoorzamen aan de huwelijksovereenkomst (zodat men kan worden opgenomen als onderdeel van de bruid of de bruidegom).
Deze woorden zijn duidelijk, maar het christendom dringt erop aan dat de Torah te moeilijk is om te houden, en dat het verzoek aan de gelovigen om de geboden te houden een onmogelijke verzoek is, een onnodige belasting. Dit is echter in tegenspraak met de eerste brief van de Apostel Yochanan (Johannes): 

1 Johannes 5:2-3
Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden bewaren. Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last.

De reden dat de Torah getrouwe volgelingen van Yeshua (Nazareners) vinden dat Zijn geboden niet te zijn belastend zijn is omdat ze hielden van hun man, en wilden doen wat ze konden om Hem te behagen.
In tegenstelling daartoe zeggen de christenen dat ze houden van Hem, maar toch verheugen ze zich bij de gedachte dat ze zijn bevrijd van het doen van die dingen waarvan Hij had gezegd dat ze Hem zullen behagen.
Men kan zich afvragen: “Welke van deze twee filosofieën wordt echt gemotiveerd door liefde?”

Terwijl we nadenken over die vraag neem eens mee in de overweging dat Apostel Shaul (Paulus) ons in Handelingen 24:14 verteld dat hij nog steeds alle dingen die geschreven zijn in de wet en de profeten gelooft:

Handelingen 24:14
Maar dit erken ik voor u: dat ik volgens die Weg die zij sekte noemen, op die manier de God van de vaderen dien, en dat ik alles geloof wat er in de Wet en in de Profeten geschreven staat.

Maar zoals we in de studie “wordt door de liefde de Torah afgedaan?” zullen zien, was de Nazarener Apostel Shaul bereid om in het openbaar te tonen dat hij nog steeds geloofde in het gehoorzamen van zelfs de schijnbaar meest geringe geboden die staan geschreven in de Torah.