Wat is het ware kwaad in de wereld.
Als we spreken over “de Joodse overlevering” (תורה שבעל פה – Tora shebe’al peh, de Mondelinge Leer), bedoelen we niet één boek of één stem, maar een continuüm van Tenach, Talmoed, Midrasj, Kabbala en rabbijnse commentaren door de eeuwen heen.
Toch loopt er één duidelijke lijn door dit samenstel van onderwijs en traditie over wat het ware kwaad is:
A.
- Het ware kwaad is niet een externe duivel, maar een innerlijke kracht — de Yetzer Hara (de slechte neiging)
Talmoed – Berachot 61b, Kiddushin 30b
“Ik heb de slechte neiging (Yetzer Hara) geschapen, en Ik heb de Tora als tegengif gegeven.”
- De Yetzer Hara is de menselijke neiging tot egoïsme, begeerte, macht en gemakzucht.
- Het is geen demonische macht van buitenaf, maar een kracht in de mens zelf, die kan leiden tot zonde en destructie als ze niet wordt geleid of beteugeld.
- Tegelijkertijd heeft deze neiging een doel: zonder begeerte zou niemand bouwen, trouwen of streven. Kwaad ontstaat wanneer deze kracht ongericht of verkeerd gebruikt wordt.
Dus: het ware kwaad zit niet “daar buiten”, maar in de verkeerde keuzes die voortkomen uit onze innerlijke neigingen.
- Kwaad manifesteert zich vooral via moreel gedrag: hoogmoed, onrecht, kwaadsprekerij
De Talmoed en rabbijnen noemen meerdere concrete vormen waardoor het kwaad zich uitdrukt:
- Hoogmoed (ga’avah) — Sotah 5a:
“Iemand die hoogmoedig is, is alsof hij afgoden dient.”
Arrogantie wordt gezien als de wortel van veel kwaad, omdat het de mens afsluit voor God en anderen.
- Onrechtvaardigheid en machtsmisbruik — Shabbat 139a:
Leiders die hun positie misbruiken, rechters die corrupt zijn, en mensen die de zwakken onderdrukken worden als diep kwaad beschouwd. Kwaad is hier niet alleen individueel, maar ook maatschappelijk. - Lashen Hara (kwaadsprekerij) — Arachin 15b:
“Kwaadsprekerij doodt drie mensen: de spreker, de luisteraar en degene over wie gesproken wordt.”
Roddelen en lasteren worden als extreem destructief gezien — soms erger dan fysiek geweld.
Kwaad is dus niet één handeling, maar een houding die de menselijke waardigheid, gemeenschap en rechtvaardigheid ondermijnt.
- In de Kabbala: kwaad als “de Andere Kant” (Sitra Achra)
De Joodse mystiek (Kabbala) voegt een diepere laag toe:
Zohar I, 4a–b
“God schiep licht en duisternis, goed en kwaad — het ene ondersteunt de wereld, het andere test de wereld.”
- Kwaad is hier niet een zelfstandig wezen, maar de “Sitra Achra” — letterlijk “de andere kant”: de spirituele sfeer die buiten de heiligheid staat.
- Deze “andere kant” bestaat omdat er vrije wil is en omdat er in de schepping ruimte moest zijn voor afstand van God.
- Kwaad voedt zich met goddelijke energie die verkeerd wordt gebruikt — het heeft geen eigen bron van kracht.
Kwaad is in essentie een toestand van afscheiding van het goddelijke, een spirituele “leegte” waarin destructie kan groeien.
- De wereld bevat ‘gebrokenheid’ – en kwaad is het gevolg daarvan
De 16e-eeuwse kabbalist Isaac Luria leerde over Shevirat haKelim – “het breken van de vaten”:
- Aan het begin van de schepping braken de spirituele structuren door de intensiteit van het goddelijke licht.
- Heilige “vonken” raakten gevangen in “schillen” (klipot), en uit die gebroken structuren ontstond de mogelijkheid voor kwaad.
- De menselijke taak is tikkoen – herstel: het bevrijden van die vonken door goede daden, ethiek en spiritueel bewustzijn.
Kwaad is hier de spirituele breuk en de bedekking van het goede, en het ware werk van de mens is die breuk helen.
- Samenvatting – Het ware kwaad volgens de Joodse Overlevering
| Niveau | Inhoud | Omschrijving |
| Innerlijk | Yetzer Hara | De menselijke neiging tot egoïsme en verkeerd gebruik van kracht |
| Moreel-sociaal | Hoogmoed, onrecht, laster | Gedragingen en structuren die relaties en rechtvaardigheid vernietigen |
| Kosmisch | Sitra Achra, gebrokenheid | Een spirituele toestand van afscheiding, ontstaan uit de schepping zelf, die kracht krijgt wanneer mensen van het goede afwijken |
Het “ware kwaad” is dus niet één demonische vijand, maar een combinatie van innerlijke neiging, morele misstap en spirituele verwijdering van het goede.
Met andere woorden: het “ware kwaad” is het zelf loslaten van Tora.
Korte formulering:
Volgens de Joodse overlevering is het ware kwaad de kracht van afscheiding — in de mens en in de wereld — die ontstaat wanneer de menselijke neiging tot egoïsme en hoogmoed niet geleid wordt door goddelijke en morele wetten.
Het is geen wezen buiten ons, maar een toestand die we versterken of verzwakken door onze keuzes.
B.
De Talmoed (תלמוד) is geen enkelvoudig boek met een duidelijke, eenduidige definitie van “het ware kwaad”; het is een omvangrijke verzameling van rabbijnse discussies, halachische (juridische) bepalingen, ethische overwegingen en verhalen. Toch bevat de Talmoed wel verschillende inzichten over wat als de diepste of “ware” vorm van kwaad wordt gezien.
Hier zijn enkele belangrijke thema’s die in de Talmoed naar voren komen:
- Het “Yetzer Hara” (de slechte neiging)
Een van de kernconcepten in de Talmoed is het onderscheid tussen:
- Yetzer Hatov (de goede neiging), en
- Yetzer Hara (de slechte of egoïstische neiging).
Bron: Berachot 61b, Kiddushin 30b
“God zei: Ik heb de Yetzer Hara geschapen, maar Ik heb ook de Tora als tegengif gegeven.”
De Yetzer Hara is niet hetzelfde als een duivel of een externe macht — het is een innerlijke neiging die mensen tot zonde, egoïsme of destructief gedrag kan brengen. De Talmoed leert dat het ware kwaad niet buiten ons zit, maar in onze neiging om onze driften verkeerd te gebruiken.
Interessant is dat de Talmoed ook zegt dat de Yetzer Hara noodzakelijk is voor menselijke vooruitgang (bijv. zonder verlangen zou niemand trouwen, kinderen krijgen of bouwen). Kwaad ontstaat wanneer deze kracht niet in goede banen wordt geleid.
- Hoogmoed en arrogantie
Bron: Sotah 5a
“Iedereen die hoogmoedig is, is alsof hij een afgod aanbidt.”
De Talmoed beschouwt hoogmoed (ga’avah) als een van de diepste vormen van kwaad, omdat het mensen doet vergeten dat ze afhankelijk zijn van God en van elkaar. Hoogmoed wordt zelfs vergeleken met afgoderij.
- Onrechtvaardigheid en misbruik van macht
Bron: Shabbat 139a, Sanhedrin 103a
De Talmoed legt zwaar de nadruk op rechtvaardigheid, vooral bij leiders en rechters. Corrupte rechters, machtsmisbruikers of mensen die de zwakken onderdrukken worden als bijzonder kwaadaardig beschouwd. Dit is een terugkerend thema: kwaad manifesteert zich niet alleen individueel, maar ook maatschappelijk en institutioneel.
- Lashon Hara – Kwaadsprekerij / roddel
Bron: Arachin 15b
“Lashen Hara doodt drie mensen: degene die spreekt, degene die luistert, en degene over wie gesproken wordt.”
Kwaadsprekerij en laster worden in de Talmoed als extreem schadelijk en moreel kwaadaardig gezien — soms erger dan fysiek geweld. Het idee is dat woorden levens kunnen verwoesten en gemeenschappen kunnen verscheuren.
- Ontkenning van verantwoordelijkheid of vrije wil
Een subtiel maar diep idee is dat het kwaad versterkt wordt wanneer mensen doen alsof ze geen keuze hebben. De Talmoed benadrukt menselijke verantwoordelijkheid en keuzevrijheid: ook al is er een Yetzer Hara, de mens heeft de capaciteit om te kiezen voor het goede.
Samenvatting
Volgens de Talmoed is “het ware kwaad” niet een enkele demonische kracht of externe vijand, maar vooral:
- De Yetzer Hara die verkeerd wordt gebruikt (innerlijke driften zonder morele leiding),
- Hoogmoed,
- Onrechtvaardigheid,
- Kwaadsprekerij, en
- Het ontkennen van morele verantwoordelijkheid.
De vormen van kwaad worden gezien als de wortels van veel andere zonden en misstanden in de wereld en komen vanuit ons eigen innerlijk.
C.
De Kabbala (joodse mystiek) en latere rabbijnse commentaren (zoals van de Ramban, de Arizal, en de Zohar) bouwen voort op de Talmoedische ideeën, maar voegen een kosmische dimensie toe aan het begrip kwaad.
Hier volgt een overzicht in duidelijke stappen:
- Twee krachten in de schepping: Tov en Ra
In de Zohar (het centrale boek van de Kabbala) wordt gezegd dat de schepping bestaat uit een dynamisch evenwicht tussen goed (טוב – tov) en kwaad (רע – ra).
Maar “kwaad” is hier niet per se een zelfstandige macht zoals een duivel; het is eerder een scheppingsaspect dat afwijkt van de goddelijke stroom van leven.
Zohar I, 4a–b
“De Heilige, gezegend zij Hij, schiep licht en duisternis, goed en kwaad. Het ene ondersteunt de wereld, het andere test de wereld.”
Hier wordt kwaad gezien als een “afscheiding” (sitra achra) — letterlijk “de andere kant” — een domein dat buiten de directe heiligheid staat.
- De Sitra Achra – “de Andere Kant”
De Sitra Achra (סטרא אחרא) is een cruciaal begrip in de Zohar en latere Kabbala.
Het verwijst naar een soort spirituele realiteit die buiten de heilige orde van God opereert. Deze “andere kant” is niet puur demonisch, maar een gebied waar goddelijke energie wordt misbruikt of verkeerd gekanaliseerd.
Het kwaad in deze zin is:
- Niet volledig onafhankelijk van God,
- Maar een “schaduwzijde” die bestaat omdat de mens en de wereld niet volmaakt zijn,
- En omdat God vrije wil en ruimte voor afstand heeft geschapen.
Zohar II, 242b
“Wanneer de mens zich afkeert van de heilige kant, versterkt hij de Andere Kant, en deze put zijn kracht uit wat van heiligheid wordt weggenomen.”
Dus: het kwaad bestaat, maar het voedt zich met de kracht van het goede dat verkeerd wordt gebruikt. Zonder heiligheid heeft het geen eigen bron.
- Shevirat HaKelim – “Het Breken van de Vaten” (Luriaanse Kabbala)
De 16e-eeuwse kabbalist Isaac Luria (de Arizal) introduceerde een invloedrijke kosmologie.
Hij beschreef dat in de oerschepping “vaten” (kelim) werden gevuld met goddelijk licht — maar sommige konden dat licht niet dragen en braken.
De vonken van heiligheid verspreidden zich in de schepping, en de scherven werden de oorsprong van het kwaad (de “Qlippot” – klipot, schillen).
Volgens deze visie:
- Kwaad is een kosmische storing, een gevolg van een spirituele “breuk”.
- De menselijke taak is tikkoen (herstel), door die verloren vonken terug te brengen naar hun bron via goede daden, mitsvot en spiritueel bewustzijn.
- De Qlippot verhullen en verstoren, maar bevatten diep vanbinnen nog een vonk van goddelijk licht.
- Yetzer Hara in mystiek perspectief
In de Kabbala wordt de Talmoedische Yetzer Hara vaak gezien als de menselijke uitdrukking van de krachten van de Sitra Achra of de Qlippot.
Waar de Talmoed dit vooral psychologisch en ethisch ziet, beschouwt de Kabbala het als een kanaal waardoor de “andere kant” invloed krijgt.
Maar: de mens heeft een centrale rol in het kosmisch gevecht. Elke bewuste keuze voor het goede herstelt de schepping.
- Het “ware kwaad” volgens de Kabbala – Samenvatting
In de mystiek is het ware kwaad niet simpelweg zonde of slechte neiging, maar:
- 🌑De Sitra Achra – de spirituele “andere kant” die buiten de heiligheid opereert;
- 🍂De Qlippot – de schillen die goddelijk licht gevangen houden;
- ⚡Scheiding van de goddelijke stroom – kwaad bestaat waar er loskoppeling is van de Bron;
- 🧍♂️ Menselijke keuzes versterken of verzwakken deze krachten.
Met andere woorden:
Kwaad is een kosmisch residu van gebrokenheid, dat kracht krijgt wanneer de mens zich van heiligheid van haShem afwendt — en dat kwaad kan overwonnen worden door tikkoen (herstel), teshuvah en bewust leven.
D.
Vergelijking Talmoed vs. Kabbala
| Talmoedisch perspectief | Kabbalistisch perspectief |
| Kwaad = innerlijke neiging (Yetzer Hara) en morele misstappen | Kwaad = kosmische “andere kant” (Sitra Achra) en spirituele breuk |
| Mens is moreel verantwoordelijk | Mens speelt centrale rol in kosmisch herstel |
| Gericht op gedrag en halacha | Gericht op metafysica, energie en spirituele structuur |
| Kwaad is geen zelfstandige macht | Kwaad is afhankelijk van goddelijke energie die verkeerd stroomt |
Hieronder volgt een filosofisch-neutrale vertaling van deze concepten:
- Kwaad is geen “monster”, maar een verstoring
In veel religies wordt kwaad gezien als een soort zelfstandige macht (zoals een duivel).
In de Joodse mystiek is dat anders: kwaad is geen onafhankelijke entiteit, maar eerder een verstoring van de natuurlijke orde.
Je kunt het vergelijken met schaduw: schaduw heeft geen eigen substantie — het ontstaat wanneer iets het licht blokkeert.
Zo is kwaad volgens de Kabbala geen eigen “krachtbron”, maar het gevolg van afscheiding van het goede, het licht of de harmonie.
- Er is een innerlijk en een kosmisch niveau
Er zijn volgens deze visie twee niveaus waarop kwaad bestaat:
- Innerlijk (psychologisch):
In elk mens is er een neiging om naar zichzelf toe te trekken, impulsen te volgen of gemak te verkiezen boven verantwoordelijkheid. Dat is wat de Talmoed de slechte neiging noemt. - Kosmisch (structureel):
Op wereldschaal bestaan systemen, patronen en structuren die uit balans zijn geraakt — alsof er “scheuren” in de werkelijkheid zitten waardoor disharmonie kan ontstaan.
Kwaad is dan niet alleen wat mensen doen, maar ook de gevolgen van een gebroken structuur. - Denk aan een ecosysteem waarin een klein lek ervoor zorgt dat hele waterstromen verkeerd lopen: het lek zelf is niet “kwaadaardig”, maar de verstoring veroorzaakt grote schade.
- De wereld bevat “gebroken stukken” die hersteld kunnen worden
De Kabbala gebruikt een beeld: bij de schepping brak een deel van de structuur (de “vaten”). Daardoor verspreidden “vonken van goedheid” zich overal, omhuld door “schillen” (klipot) — gebieden waar de oorspronkelijke harmonie verborgen is.
In moderne taal:
- De wereld bevat fragmenten van potentieel goed die bedekt zijn door lagen van egoïsme, onwetendheid, trauma of machtsstructuren.
- Het kwaad is die bedekking zelf — de laag die het licht of het goede tegenhoudt.
- Het herstel (tikkoen) bestaat uit bewuste keuzes, moreel handelen, rechtvaardigheid en inzicht die die lagen doorbreken en het verborgen potentieel weer zichtbaar maken.
- De mens heeft een actieve rol — geen slachtofferrol
In deze visie zijn mensen geen passieve slachtoffers van een kwaadaardige macht.
Integendeel: menselijke keuzes en handelingen bepalen welke kant sterker wordt.
Elke handeling kan:
- Ofwel de harmonie versterken (door eerlijkheid, compassie, wijsheid),
- Ofwel de verstoring voeden (door egoïsme, leugens, onderdrukking, onverschilligheid).
Kwaad “leeft” van de energie die wij erin stoppen. Het heeft geen eigen brandstof.
- Kwaad is dus:
Wanneer iemand losraakt van Tora. Een toestand van ontkoppeling — wanneer iets of iemand losraakt van het geheel, het licht, de harmonie, en daardoor destructieve effecten veroorzaakt.
Of je dat nu “zonde”, “egoïsme”, “structuurfout” of “onwetendheid” noemt, hangt af van je perspectief.
Kort samengevat – Filosofisch vertaald
- Kwaad = innerlijke verstoring, niet een wezen.
- Het ontstaat wanneer iemand zich afscheidt van de bron van harmonie, haShem en Zijn Tora.
- Er is een innerlijk (menselijk) en een kosmisch (structureel) niveau.
- Menselijke keuzes bepalen of het kwaad groeit of opgelost wordt.
- De taak is herstel: het doorbreken van lagen van onwetendheid en ego om het “goede” potentieel weer zichtbaar te maken.
Dit idee kun je ook makkelijk koppelen aan niet-religieuze denkers:
- bij Plato is kwaad “onwetendheid” (afwezigheid van kennis van het Goede).
- Bij Spinoza is kwaad niets op zichzelf, maar iets relatiefs dat ontstaat wanneer we de werkelijkheid vanuit een beperkt perspectief bekijken.
- Bij Jung kun je denken aan de “schaduw” — het deel van de psyche dat afgescheiden is van het bewustzijn.
In al die gevallen: kwaad is niet een “ding”, maar een gebrek aan verbinding of bewustzijn met haShem.
Vanuit diverse invalshoeken hebben we gekeken naar waar het ware kwaad in deze wereld vandaan komt:
A Het is geen wezen buiten ons, maar een toestand die we versterken of verzwakken door onze keuzes.
B De vormen van kwaad worden gezien als de wortels van veel andere zonden en misstanden in de wereld en komen vanuit ons eigen innerlijk.
C Kwaad is een kosmisch residu van gebrokenheid, dat kracht krijgt wanneer de mens zich van heiligheid van haShem afwendt — en dat kwaad kan overwonnen worden door tikkoen (herstel), teshuvah en bewust leven.
D In al die gevallen: kwaad is niet een “ding”, maar een gebrek aan verbinding of bewustzijn met haShem.
De conclusie mag zijn dat het ware kwaad komt, als we ons loskoppelen van haShem, uit ons eigen innerlijke
Het beeld van een “satan” die van buitenaf ons dwingt tot het kwade is dus een vals beeld. De Schrift leert ons heel duidelijk dat een “satan” niet de macht heeft ons tot het kwade te dwingen. Hij kan ons hooguit in verleiding brengen door ons eigen egoïsme, onze hoogmoed, onze arrogantie, onze trots, enz. aan te spreken.