De Joodse nakba: deportaties, slachtingen en gedwongen bekeringen
Deel 1: Prelude
Elk jaar op de 15de mei “vieren” de Palestijnen “Nakbadag” en vele anderen over de hele wereld samen met hen. Voor hen is dit de dag dat ze getroffen werden door de grote catastrofe, als gevolg van de oprichting van de staat Israël. Honderdduizenden Arabieren werden vluchtelingen. Sommigen vluchtten, sommigen werden gedeporteerd.
De Nakba groeide uit tot zulke enorme proporties dat het zelfs een oplossing van het geschil in de weg staat. We mogen niet vergeten dat in de jaren 1940, met het oog op het creëren van nationale staten, uitwisselingen en deportaties van de bevolking de aanvaarde norm waren. Tientallen miljoenen mensen hebben dit ervaren, maar alleen de Palestijnen (en ze zijn niet alleen in deze) hebben de mythe van de Nakba opgeblazen.
Hoe dan ook er bestaat nog een andere Nakba: de Joodse Nakba. In diezelfde jaren was er een reeks van slachtingen, pogroms, confiscatie van onroerend goederen en deportaties van de Joden in islamitische landen. Dit hoofdstuk van de geschiedenis is in de schaduw gebleven. De Joodse Nakba was erger dan de Palestijnse Nakba.
Het enige verschil is dat de Joden de Nakba niet hebben opgenomen in hun stichtingsethos. Integendeel. Net als tientallen miljoenen andere vluchtelingen over de hele wereld, gaven zij er de voorkeur aan hun wonden te laten helen. Niet om ze weer open te krabben of open te halen en ze niet nog meer te laten bloeden. De Palestijnen gaven echter de voorkeur aan het laten bloeden in plaats van het te laten genezen. En daar betalen ze thans ook de prijs voor.
De leugenfabriek heeft de mythe rondom de Nakba geïntensiveerd en verdraaid tot de ultieme misdaad. De Nakba heeft geleid tot talloze publicaties en conferenties, tot aan het punt van de volledige verstoring van het werkelijke historische proces. Het bloedbad van Deir Yassin is uitgegroeid tot een van de mijlpalen in de Palestijnse Nakba. Het is niet nodig om te verbergen wat er zich heeft afgespeeld (hoewel de kwestie van de massamoord betwist wordt). Onschuldige mensen werden gedood. Er waren een paar andere voorbeelden van gedrag dat moet worden belicht en veroordeeld.
Vernietigingsoorlog tegen de Joden
Er is een lange reeks van bloedbaden gepleegd tegen de Joden in de Arabische landen. Ze hadden de oorlog niet verklaard aan de landen waarin zij leefden. Ze waren loyale burgers. Dat heeft hen niet geholpen. Hun lijden was uitgewist. Hun verhaal werd nooit verteld. Het Palestijnse verhaal heeft de historische dialoog gekaapt. Er is geen nood aan het vertellen van het Palestijns verhaal versus een zionistisch verhaal. We moeten deze verhalen van ons afschudden ten voordele van de waarheid. En de waarheid is dat er meer Joden werden vermoord, meer Joden onteigend en dat ze veel meer geleden hebben.
Een schokkend getuigenis uit die jaren, dat eigenlijk afkomstig is vanuit Arabische zijde, werpt licht op de kwestie. In 1936 zonden Alavieten een brief aan de Franse minister van Buitenlandse Zaken waarin ze hun bezorgdheid uiten over de toekomst van de regio. In de brief werd ook gewezen op het Joodse vraagstuk: “De Joden brachten de beschaving en vrede naar de Arabische moslims en ze verspreidden goud en welvaart over Palestina, zonder schade aan iemand of iets toe te brengen door middel van geweld.
Ondanks dit, hebben de moslims hen de heilige oorlog verklaard en niet geaarzeld hun vrouwen en kinderen af te slachten… Dus staat er de Joden een grimmig lot te wachten van zodra het mandaat wordt opgeheven en het islamitische Syrië zich zal verenigen met een islamitisch Palestina.” Het interessante is dat een van de ondertekenaars van de brief niemand minder was dan de overgrootvader van Bashar Al Assad, de president van Syrië.
We mogen niet vergeten dat de Nakbadag van 15 mei ook de datum is van de Onfhankelijkheidsverklaring van Israël. We mogen ook niet vergeten wat er enkele uren later na die declaratie gebeurde. De secretaris van de Arabische Liga, Abdul Rahman Hassan Azzamaha, verklaarde de oorlog aan Israël: “Deze oorlog zal een oorlog zijn van vernietiging en het verhaal van de slachting zal worden doorverteld, zoals de campagnes van de Mongolen en de kruisvaarders.”
De Grootmoefti van Jeruzalem, Haj Amin Al Husseini, die tijdens de Tweede Wereldoorlog met Hitler sympathiseerde, voegde er zijn eigen stukje aan toe: “Ik verklaar een heilige oorlog. Mijn moslimbroeders! Slacht de Joden af! Doodt ze allemaal!” De miniholocaust van de Joden in de Arabische landen. Uit verschillende documenten, waarvan sommige pas in de afgelopen jaren werden ontdekt, blijkt dat de oorlogsverklaring een veel diepere betekenis had. Het was in feite een oorlogsverklaring aan de Joden.
Onderzoek dat werd uitgevoerd door Prof. Irwin Kotler, voormalig minister van Justitie van Canada, toont aan dat de Arabische Liga een wetsvoorstel had geformuleerd dat aan de Joden een reeks van sancties zou opleggen, met inbegrip van confiscatie van eigendommen, bankrekeningen en nog veel meer. De preambule van het wetsvoorstel bepaalde dat “Alle Joden zullen beschouwd worden als leden van de joodse minderheid in de staat Palestina.” En eens het lot van de Joden van Palestina was bezegeld, zou het lot van de Joden in de Arabische landen eveneens duidelijk zijn.
Het wetsvoorstel was inderdaad de achtergrond van de sancties tegen de Joden, soms legaal, zoals gebeurd is in Irakese-Arabische landen en later in Egypte, soms door het nemen van illegale maatregelen. Volgens de leugenfabriek leefden de Joden vreedzaam in hun omgeving, in de Arabische landen, onder de bescherming van de regering. Het lag alleen maar aan de Zionistische beweging en het leed dat werd veroorzaakt aan de Arabieren in Palestina, dat het lijden van de Joden is begonnen.
Deze leugen werd ontelbare malen herhaald. Het merendeel van de Joden in de Arabische landen was niet onderworpen aan de gruwelen van de Holocaust. Maar zelfs voor de opkomst van het Zionisme, was hun situatie niet veel beter. Er waren periodes waarin de Joden relatieve rust genoten onder moslimbestuur, maar die perioden waren de uitzonderingen. Gedurende de Joodse geschiedenis in moslimlanden waren er vernederingen, verdrijvingen, pogroms en een systematisch intrekken van hun rechten.
De Joodse nakba: deportaties, slachtingen en gedwongen bekeringen
Deel 2: Reeksen van pogroms
Reeksen van pogroms
We zouden natuurlijk kunnen beginnen met het conflict tussen Mohammed en de Joden. Als onderdeel van de sociale hervormingen door Mohammed, die de Arabieren uit het tijdperk van de Jehalia hebben gehaald. Mohammed bouwde ook verder op het monotheïstische concept, misschien wel in de eerste plaats vanwege de Joden. Veel motieven uit de joodse religie verschijnen in de Koran, zoals de besnijdenis en het verbod op het eten van varkensvlees. Maar Mohammed wilde de Joden bekeren, wat zij natuurlijk weigerden. Het resultaat was een confrontatie die eindigde met de uitzetting en het afslachten van honderden Joden.
De Joden, als het “Volk van het Boek”, kregen het recht om te leven onder de bescherming van de Islam en hun godsdienst uit te oefenen. Van tijd tot tijd, van generatie op generatie, veranderden de voorwaarden. In veel gevallen leefden de Joden onder het Covenant van Kalief Omar. Dit convenant stelde hen in staat om te leven als beschermelingen (“dhimmies”), zij het met een lagere status. Maar dikwijls, onder moslimbestuur, mochten ze zelfs geen leven leiden in die lagere status.
De Gouden Eeuw: Een van de bewijzen van het vreedzaam samenleven tussen Joden en moslims is de Joodse welvaart onder de islamitische heerschappij in Spanje en de Gouden Eeuw. De werkelijkheid echter, was helemaal anders. Die omvatte een reeks van gewelddaden tegen de Joden. In 1011 in Còrdoba, Spanje, onder islamitische heerschappij, waren er pogroms waar volgens verschillende schattingen, honderden tot duizenden Joden werden vermoord. In 1066 in Granada, werd Yosef Hanagid geëxecuteerd samen met tussen de 4.000 en 6.000 andere Joden. Een van de allerergste periodes begon in 1148, toen de Almohaden-dynastie aan de macht kwam (al Muwahhidūn), en over Spanje en Noord-Afrika regeerde tijdens de 12de en 13de eeuw.
Marokko: Het land had te lijden onder de ergste reeks van bloedbaden. In de 8ste eeuw werden hele gemeenschappen uitgeroeid onder Idris de Eerste. In 1033, in de stad Fez, werden 6.000 Joden vermoord door een moslimmenigte. De opkomst van de Almohaden-dynastie veroorzaakte golven van massamoorden. Volgens getuigenissen uit die tijd, werden in Fez 100.000 Joden afgeslacht en in Marrakesh ongeveer 120.000 (deze getuigenis moet met de nodige voorzichtigheid worden genomen). In 1465 vond in Fez een ander bloedbad plaats, dat zich uitbreidde naar andere steden in Marokko.
Er waren pogroms in Tatuan in 1790 en 1792, waarbij kinderen werden vermoord, vrouwen verkracht en geplunderd. Tussen 1864 en 1880, was er een reeks pogroms tegen de Joden van Marrakech, waar honderden van hen werden gedood. In 1903 waren er pogroms in twee steden – Taza en Settat, waarbij meer dan 40 Joden werden vermoord. In 1907 was er een pogrom in Casablanca waarbij 30 Joden werden vermoord en vele vrouwen werden verkracht. In 1912 was er in Fez opnieuw een bloedbad waarin 60 Joden werden vermoord en ongeveer 10.000 dakloos werden. In 1948 begon een nieuwe reeks van pogroms tegen de Joden, die leidde tot een slachting van 42 onder hen in de steden Oujda en Jrada.
Algerije: Hier heeft een reeks bloedbaden plaatsgevonden in 1805, 1815 en 1830. De situatie van de Joden verbeterde aan het begin van de Franse verovering in 1830, maar dat kon ook anti-Joodse uitbarstingen in de jaren 1880 niet voorkomen. De situatie verslechterde met de opkomst van de Vichy-regering [tijdens WOII]. Zelfs vóór 1934, werd het land door nazi-invloeden doordrenkt, wat leidde tot het afslachten van 25 Joden in de stad Constantine. Bij de onafhankelijkheid in 1962, werden er wetten aangenomen die tegen het staatsburgerschap waren voor iedereen die geen moslim was en hun bezittingen werden ook effectief in beslag genomen. Het merendeel van de Joden verliet het land, meestal volledig berooid, samen met de Franse (“pieds noirs“).
Libië: In 1785 werden honderden Joden vermoord door Burza Pasha. Onder nazi-invloeden nam de intimidatie van de Joden zienderogen toe. Joodse bezittingen in Benghazi werden geplunderd, duizenden Joden werden naar werkkampen gestuurd en ongeveer 500 Joden werden vermoord. In 1945, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, werd een speciaal programma tegen de Joden gestart en steeg het aantal vermoorde Joden tot 140. De New York Times meldde vreselijke taferelen van babies en oude mensen die werden doodgeslagen. In de rellen die in 1948 uitbraken, waren de Joden beter voorbereid, daarom werden er slechts 14 gedood. Na de Zesdaagse Oorlog, braken rellen uit en werden weer 17 Joden afgeslacht. [Lees ook op deze blog: De ondergang en verdrijving van de Joden van Lybië]
Irak: Er vond een bloedbad plaats in Basra in 1776. De situatie van de Joden verbeterde onder de Britse overheersing in 1917, maar deze verbetering eindigde met de onafhankelijkheid van Irak in 1932. De Duitse invloeden stegen en bereikten een piek in 1941, in de pogrom bekend als Farhud, waarin 182 Joden werden afgeslacht (volgens historicus Elie Kedourie, werden er daadwerkelijk 600 mensen vermoord) en duizenden huizen geplunderd.
Dat waren de dagen van Haj Amin al Husseini, die geweld preekte tegen de Joden. Na de oprichting van de staat Israël, handelde het Irakese parlement volgens een wetsvoorstel uit 1950 van de Arabische Liga en bevroor de tegoeden van Joden. Sancties werden opgelegd aan degenen die achterbleven in Irak. Het Farhud bloedbad en de pesterijen van 1946 tot 1949 veranderde de situatie van de Irakese Joden in alle opzichten in bannelingen en vluchtelingen. De paar duizend die achterbleven in Irak leden onder de harde edicten. In 1967 werden 14 van hen ter dood veroordeeld op basis van valse beschuldigingen voor spionage. Onder hen waren 11 Joden. Radio Irak had de massa uitgenodigd om deel te nemen aan de festiviteiten rondom de opknoping.
Syrië: De eerste bloedwraak in een islamitisch land heeft zich voorgedaan in 1840 en leidde tot de ontvoering en tot het martelen van tientallen joodse kinderen soms tot de dood erop volgde en een pogrom tegen de Joden. In 1986 heeft de Syrische minister van Defensie, Mustafa Talas, een boek gepubliceerd, “De Matses van Sion”, waarin hij beweert dat de Joden inderdaad het bloed van een christelijke monnik gebruiken om matses [Paasbrood] te bakken. Hetzelfde oude antisemitisme in een nieuwe uitgave. Het boek is tot op vandaag nog steeds enorm populair en wordt in grote oplages verspreid.
Andere pogroms vonden plaats in Aleppo in 1850 en in 1875, in Damascus in 1848 en in 1890, in Beiroet in 1862 en in 1874, en in Dir al-Kamar was er nog een bloedwraak die in 1847 tot een nieuwe pogrom leidde. Dat jaar was er een pogrom tegen de Joden van Jeruzalem, die het gevolg was van die bloedwraak. In 1945 leden de Joden van Aleppo opnieuw onder hevige pogroms. 75 Joden werden vermoord en de gemeenschap werd vernietigd. Er was een heropleving van de pogrom in 1947, waardoor het merendeel van de Syrische Joden vluchtelingen werd. Degenen die daar gedurende vele jaren achterbleven, leefden als gijzelaars.
Iran: Er was een pogrom tegen de Joden van Mashhad in 1839. Een menigte werd opgehitst om Joden aan te vallen en 40 van hen werden bijna afgeslacht. De rest werd gedwongen zich te bekeren. Dat is hoe de Marranos van Mashhad zijn ontstaan. In 1910 was er een bloedwraak in Shiraz waarbij 30 Joden werden vermoord en alle Joodse huizen werden geplunderd.
Jemen: De betrekkingen schommelden tussen tolerantie en inferieure levensomstandigheden, tussen intimidatie en pogroms. De Brief van Rambam aan Jemen werd verzonden naar aanleiding van een brief die hij had ontvangen van de leider van de Jemenitische Joden, en beschreef edicten van gedwongen bekeringen van de Joden (1173). Er werd verder in vlagen van afvallige edicten uitgegeven die hier wegens gebrek aan ruimte niet gedetailleerd kunnen worden weergegeven.
Een van de droevigste hoogtepunten was het Mawza ballingschap. Drie jaar nadat Imam al-Mahdi in 1676 aan de macht was gekomen; verdreef hij de Joden naar een van de meest dorre wijken van Jemen. Volgens verschillende berekeningen, stierven 60 tot 75% van de Joden als gevolg van die ballingschap. Vele verschillende edicten werden opgelegd aan de Joden, het enige onderscheid daarin was de ernst van het edict. Een van de zwaarste was het zogeheten “Weeskinderen Edict”, waarin weeskinderen veroordeeld werden tot een gedwongen bekering tot de islam.
In het nabijgelegen Aden, dat onder Britse heerschappij stond, hebben in 1947 pogroms plaatsgevonden die het leven hebben gekost aan 82 Joden. 106 van de 170 winkels die eigendom waren van Joden werden volledig verwoest. Honderden huizen en alle gebouwen van de gemeenschap werden in brand gestoken en tot aan de grond platgebrand. [Lees ook op deze blog: Joden van Jemen in het geheim naar Israël gesmokkeld en Laatste Joden van Jemen leven in angst voor groeiende moslimhaat…]
Egypte: Net zoals in andere Arabische landen, leefden de Joden van Egypte honderden jaren onder minderwaardige levensomstandigheden. Een belangrijke verbetering is opgetreden toen Mohammed Ali in 1805 aan de macht kwam. De getuigenis van de Franse diplomaat, Edmond Combes, laat er niet de minste twijfel over bestaan: “Voor moslims verdient geen enkel ras meer veracht te worden dan het Joodse ras.” Een andere diplomaat voegde er nog aan toe: “De moslims haten geen enkele andere religie meer dan de manier waarop ze die van de Joden haten.”
Na de bloedwraak in Damascus, begonnen vergelijkbare wraakoefeningen zich te verspreiden doorheen Egypte en veroorzaakten zij een reeks aanslagen door opgehitste menigtes: in Caïro in 1844, 1890 en in 1901-1902; in Alexandrië in 1870, 1882 en in 1901 – 1907. Soortgelijke aanslagen kwamen ook voor in Port Said en in Damanhur.
Later vonden er aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945, rellen plaats tegen de Joden, waarbij 10 doden en honderden gewond raakten. In 1947 werd de Bedrijvenwet aangenomen, die Joodse bedrijven zwaar belaste en leidde tot de confiscatie van eigendommen. In 1948, na aanname van de Resolutie 181 van de Verenigde Naties (het Verdeelplan), werden nieuwe rellen aangestoken in Caïro en Alexandrië. Het aantal doden bedroeg tussen de 80 en 180.
Tienduizenden werden gedwongen te vertrekken, een groot aantal vluchtelingen moest afstand doen van hun eigendom. Het lot van degenen die bleven werd er niet beter op. In 1956 werd in Egypte een wet aangenomen die daadwerkelijk de Joden de burgerrechten ontnamen, hierdoor waren ze gedwongen het land te verlaten zonder eigendommen. Dit was een daad van pure uitzetting en een massale confiscatie van eigendommen.
Het bovenstaande is slechts een korte opsomming van een lange reeks van bloedbaden in moslimlanden. Dit gebeurde allemaal nog vóór de Zionistische verwezenlijkingen en het werd gewoon verder gezet tijdens de volgende Zionistische inspanningen. We hebben het over een opeenvolging van gebeurtenissen. Tienduizenden werden vermoord omdat ze Joods waren. Dus de fabel van vreedzaam samenleven en het Zionisme de schuld geven van het ondermijnen van die coëxistentie, is de zoveelste volkomen mythe die nergens op gebaseerd is.
De Joodse nakba: deportaties, slachtingen en gedwongen bekeringen
Deel 3: Palestijnen
Vóór de stemming in de Verenigde Naties van het Verdeelplan in november 1947, waarschuwde Heykal Pasha, de ambassadeur voor Egypte bij de Verenigde Naties dat: “het leven van een miljoen Joden in islamitische landen in gevaar is als er voor het Verdeelplan wordt gestemd… als Arabisch bloed wordt vergoten in Palestina, zal overal elders in de wereld Joods bloed worden vergoten.”
Vier dagen later, zei de Irakese minister van Buitenlandse Zaken, Mohammed Fadil al Jamali dat “Wij zullen niet in staat om de massa’s in de Arabische landen in toom te houden, na de harmonie waarin Joden en Arabieren voordien samen woonden.” Er was geen harmonie. Er had zich reeds een paar jaar eerder een slachting onder de Irakese Joden voorgedaan. El Jamali loog natuurlijk. Het was de Irakese regering zelf die aanzette tot het initimideren van de Joden en bevelschriften uitgaf om alle Joodse eigendommen te confisqueren.
Bovendien had Nuri Said in die dagen, al een plan had ingediend om in 1949 de Joden te verdrijven, nog voor het daadwerkelijk gedwongen en overhaaste vertrek van de Joden uit Irak zal plaatsvinden. Hij verklaarde ook: “De Joden zijn een voortdurende oorzaak van problemen in Irak. Ze hebben geen plaats in ons midden. We moeten van hen afraken op de best mogelijk manier.”
Said presenteerde zelfs een plan om de Joden om te leiden via Jordanië om hen dan via een passage naar Israël te dwingen. Jordanië echter maakte bezwaren, maar de uitdrijving werd toch uitgevoerd. Said heeft zelfs toegegeven dat dit voortvloeide in een soort uitwisseling van de bevolking.
Aldus waren de moordpartijen, de pogroms en de grote uitdrijving van de Joden de voortzetting van hun lijden als gevolg van het islamitisch bestuur. Er zijn altijd moslims geweest die opkwamen ter verdediging van de Joden. Ze zijn ook het vermelden waard.
Dat waren ook de periodes van voorspoed, maar het blijkt dat de meeste Joodse welvaart, zoals in Egypte in de jaren 1920 en 1930, in Algerije in de 19de en 20ste eeuw en in Irak in de jaren 1920, tot stand kwam onder het koloniale bewind. Voor de Europese invasie was de situatie van de Joden in de meeste gevallen ronduit slecht en verslechterde opnieuw naar het einde toe van het koloniale tijdperk.
Doorheen de relaties tussen Joden en Arabieren, bestond er in de Arabische landen of in de loop van de Zionistische onderneming, geen enkel geval van een pogrom tegen moslims van het type, zoals gepleegd door de Arabieren tegen de Joden. Zelfs in de ergste gevallen, zoals bijvoorbeeld in Deir Yassin en die veroordeeld moeten worden, deden die zich voor als onderdeel van een militaire confrontatie. Dat zijn zaken die moeten worden veroordeeld, maar we moeten de zaken binnen proportie zien.
De Arabieren hebben de Joden afgeslacht zonder vijandigheden en zonder enige militair excuus, ze deden het simpel omdat het Joden waren. En die paar Arabieren die werden gedood, werden gedood als onderdeel van een militaire campagne.
Ondanks dit, resulteerde de schade die werd toegebracht aan de Arabische bevolking in talloze onderzoeken en referenties. De grootste misdaad van alles is, dat misdaden door de Arabieren tegen de Joden werden uitgewist en vergeten.
Maar laat ons terugkeren naar Deir Yassin, het ultieme symbool van de Nakba. We hebben het een onbehoorlijke daad genoemd en wij herhalen dat. Maar we moeten opmerken dat het vooraf werd gegaan door een reeks bloedige terreuraanslagen tegen de burgerbevolking. Golven van incidenten, eigenlijk waren het in alle opzichten pogroms, door een opgehitste menigte die de burgerbevolking aanviel.
Duizenden Joden werden afgeslacht, vrouwen, kinderen en ouderen. De Palestijnen hebben zelfs hun eigen mensen vermoord. In de grote Arabische opstand in de jaren 1930, werden 400 Joden en 5.000 Arabieren gedood, de meeste van hen viel door de handen van hun broeders.
De maanden die voorafgingen aan het bloedbad van Deir Yassin, waren de ergste van allemaal. 39 arbeiders werden vermoord op de raffinaderijen in Haifa, 50 Joden werden gedood door autobommen in Jeruzalem, en zo ging het maar voort.
In totaal werden, in de vier maanden die vielen tussen de stemming van het Verdeelplan (VN-resolutie 181) en het uitroepen van de staat Israël, 815 Joden vermoord waarvan de meesten nog vóór het Deir Yassin incident (op 9 april 1948) zou plaatsvinden, en een aantal werden nadien vermoord (zoals de brutale moord op 79 Joodse verpleegkundigen tijdens hun tocht in konvooi naar het Hadassa-hospitaal van 13 april 1948).
De meeste waren burgers. De meeste stierven tijdens bloedbaden en terreuraanslagen. En dat is de ware achtergrond. Veel meer Joden werden er vermoord. Maar ze zijn allemaal vergeten. Ze moeten worden vermeld. Dat is de Joodse Nakba, waarvan de slachtoffers in Israël en over de hele wereld, steeds minder worden genoemd.
De Palestijnen betaalden de prijs
Ten tijde van de oprichting van de staat Israël leefden er ongeveer een miljoen Joden in de Arabische landen. Slechts enkelen zijn er vandaag nog overgebleven. De meesten zijn weggegaan omdat ze te lijden hadden onder pogroms en hun leven werd bedreigd. Het was een wredere uitzetting dan het leed dat geleden werd door de Arabieren van Palestina, die de prijs betaalden voor de oorlogsverklaring en de oproepen tot vernietiging [van de Joodse staat] door hun leiders. Zelfs de joodse eigendommen die in beslag werden genomen of werden achtergelaten als gevolg van de uitzetting, zijn veel meer waard dan de Arabische eigendommen die zij in Israël achterlieten.
Naar aanleiding van het gedwongen vertrek van de Joden uit Arabische landen hebben verschillende onderzoekers geprobeerd om de waarde van de geconfisqueerde Joodse eigendommen te berekenen, en die vergeleken met de Arabische eigendommen die werden achtergelaten in Israël na het vertrek van de Arabieren.
De economist Sidney Zabludoff, een internationaal expert op dat gebied, schat de totale waarde van de Arabische eigendommen op 3,9 miljard dollar, vergeleken met de waarde van de Joodse eigendommen die op 6 miljard dollar worden geschat (berekend volgens de muntwaarde van 2007). Dus werden ook op dit gebied de Palestijnse “claims” weerlegd. Zij sleepten de Arabische landen in oorlog. Zij betaalden de prijs. En zij zijn diegenen die er de oorzaak van zijn dat de Joden een nog hogere prijs betalen. Zowel in eigendom als in bloed.
Dit artikel is niet bedoeld om de Joodse Nakba te cultiveren, en het omvat lang niet alle gevallen van pogroms, verbeurdverklaringen van eigendom, gedwongen bekeringen en andere pesterijen. Het doel is precies het tegenovergestelde. Wanneer men in de Arabische wereld in het algemeen en de Palestijnen in het bijzonder, het lijden, uitzetting, verlies van eigendom en de vele levens die het gekost heeft wil begrijpen en dat het ook geen eenzijdig monopolie is, men misschien het verstand krijgen om te begrijpen dat dit verleden het onderwerp is voor lessen geschiedenis.
Want wanneer we beginnen met de politieke balans op te maken, hebben ze hun zaak ruimschoots overdreven. De Joodse Nakba was veel erger en grootschaliger. Het leed was enorm. Maar het is het het lijden van vele volkeren, waaronder ook de Joden en de Arabieren die hebben moeten ervaren als deel van het proces naar de oprichting van nieuwe nationale staten.
Het is daarom de moeite waard dat het verhaal van de Joodse Nakba wordt gepresenteerd. Niet met het doel om de vijandigheid te vergroten, maar met het doel de waarheid te presenteren en met het doel te bemiddelen tussen de naties.