Wat is Emoenah

“De rechtvaardige zal door zijn emoenah [geloof] leven“.   [Chavaqoeq/Hab. 2:4].

Wanneer je dus de woorden van de Profeten en Geleerden ter harte neemt, zul je weten dat dit voor jou persoonlijk dus de tijd is van ikvesa d’mosjiach, de voetstappen van de Masjiach. Dit is het eindstadium van de (jou) ballingschap met de signalen en tekenen van de komst van de Masjiach. Wij mogen ons verblijden in het feit dat wij niet bang of verbijsterd hoeven te zijn nu de gebeurtenissen van dit eindstadium zich langzamerhand ontvouwen. Het laatste offensief naar de verlossing is namelijk ons gebed. Ook de Bnej Noach [niet-Joden] zijn verplicht met ons te dawnen – bidden – in deze tijden van gevaar.
De Sefer Halkrim Maamar 4 hoofdstuk 16 (Het “Book of Principles” van Joseph Albo) zegt dat een ieder die gelooft in Hasjems voorzienigheid in ons dagelijks bestaan, ook moet geloven dat tefillah – gebed – hem/haar zal redden uit de problemen. Iedereen die in tijden van nood niet dawent – bidt – heeft een gebrek aan emoenah in de voortdurende waakzaamheid van haShem of in de macht van haShem om te helpen. Door je gebed en het uitroepen naar Hasjem, wordt je gered [zie Sjmot/Ex. 2:23; Sjoftiem/Richt. 6:7] en dat voortdurend want “de Bewaarder van Israël zal niet sluimeren of slapen”.

Emoenah is dus niet zomaar ‘geloof’ in HaShem en geloven dat alles van Hem komt. Emoenah is een kennen/voelen/weten met absolute zekerheid, waardoor er geen ruimte in iemands hart is voor twijfel of wat dan ook. Dit aldus Rav – rabbi – Dessler die Rav Yerucham Levovitz van Mir citeerde. Al onze problemen die we als individu en als volk ondergaan, zijn stuk voor stuk gevolgen van onze awerot – onze zonden/fouten. Tefillah [bidden] is ook een krachtig middel om vergiffenis bij de Kadosj Baruch Hoe [heilige Geest] te krijgen zodat de bevrijding snel zal komen/zijn. Het is dus nodig je Emoenah en Bitachon [vertrouwen] te versterken. Dit geldt voor Joden én voor niet-Joden. Voorbeeld is dat de mensen in Nineve – allemaal niet-Joden – tesjoeva [tot inkeer komen] moesten doen om niet door HaShem vernietigd te worden. Zacharjah/Zach. 14:16 leert dat degenen van de andere volkeren – dus niet-Joden – die zich afzijdig houden van anti-Israël propaganda, antisemitisme en Yerushalayim niet aanvallen [dus tegen de opdeling zijn van Yerushalayim omdat je die stad erkent als de hoofdstad van HaShem en Zijn volk]; dat déze niet-Joden in de tijd van de Masjiach ieder jaar Sion [de berg] zullen opstijgen om te buigen voor HaShem, maar ook om Succot [Loofhuttenfeest] te vieren.

In “Nesivot Olam Nesiv Haavodah hfdst 3” [De filosofie en praktijk van bidden hfdst 3] legt de Maharal [Rabbi Jehoeda ben Betsalel Löw] uit dat de basis van Tefillah en Emoenah “’al ‘avinoe sjebasjamajiem” [het Onze Vader in de Hemelen] is. We moeten ons [ook] voor onze dagelijkse behoeften tot HaShem wenden en ons volledig van Hem afhankelijk opstellen. Door te dawnen [ook niet-Joden zijn verplicht te dawnen in tijd van nood] worden we herinnerd aan het feit dat wij niet verantwoordelijk zijn voor onze [levens]successen. Het zijn onze tefillot – gebeden – die gevoed worden met Emoenah in HaShem, die tot de uiteindelijke verlossing zullen leiden.

Rav Mattisyahu Chaim Salomon sjlita leert ons over de dageraad van de verlossing op de volgende wijze. “Wanneer HaShem ons wilt bevrijden, maar ontdekt dat de verdiensten niet toereikend zijn om de verlossing te rechtvaardigen, dan intensiveert Hij de duisternis [zie ook de Maharal Rabbi Jehoeda ben Betsalel Löw in zijn boek Netzach Yisrael, begin van hfdst 36]. Zodra het lijden van het volk een ondragelijk niveau bereikt, zullen bepaalde mensen aanleiding zijn/geven tot verlossing. Onze tijd mogen we zeker kwalificeren als een periode van intense duisternis. Het Joodse volk als geheel zit in een hachelijke situatie, wordt van alle kanten aangevallen, vervolgd, mishandeld en belasterd. In Joodse huizen over de hele wereld bestaat een ongewone hoeveelheid lijden. Overals om ons heen zien wij hartzeer en nog eens hartzeer.”

HaShem heeft deze wereld verduisterd en veel leed gezonden waar we niets tegen kunnen doen. De moeilijkheden zijn geen straffen, maar natuurlijke gevolgtrekkingen – consequenties – van ons gedrag maar zeker ook het gedrag van de niet-Joden, waardoor we allen [Joden en niet-Joden] worden aangespoord om te dawnen [ werkwoord: bidden vanuit het hart]. Juist nu laat HaShem de noodzaak van Tefillah [zelfst naam: gebed] zien om verlost te worden. De moeilijkheden brengen ons naar hogere niveaus van tefillot [gebeden] om dichter tot HaShem te komen, maar ook dat we meer naar onze naaste omkijken met een hogere mate van passie.

De Chazal [Chazal (Hebreeuws:  חז״ל), een  acroniem voor het Hebreeuwse “akhameinu  Zikhronam  Liv’rakha” (חכמינו זכרונם לברכה, “Onze wijzen, moge hun nagedachtenis gezegend worden“), verwijst naar alle Joodse wijzen van de Misjna,  Tosefta en  Talmoedtijdperken] leren dat onder andere tefillot het toppunt is waarop de wereld staat. Waarom gaan wij daar bijna allemaal zo laks mee om? Is het dan ook niet gek dat het nu zo ver is gekomen waarin wij nu staan? Als we hoofdpijn hebben, pakken we liever een paracetamol dan dat we dawnen. Niets mis mee om bij hoofdpijn een pijnstiller te gebruiken, echter je hebt Tefillah nodig om deze te laten werken. Rabbi Mattisyahu Salomon leert in het voorwoord van “Halachos of Refuah on Shabbos” [het totaal van goddelijke en rabbijnse wetgeving die gefundeerd is in de Thora betreffende geneesmiddelen] dat wij allemaal weten dat niet de medicijn is dat ons geneest, maar HaShem Jisbarach: “het zijn niet de medicaties die effect hebben, het zijn de tefillot die de medicijnen vergezellen die voor effect zorgen”. De erkenning van HaShems betrokkenheid, zelfs in dagelijkse beslommeringen, is volgens Rav Chaim Friedlander [in zijn geschriften Sifrei Chaim, Middot Va’avodas Hashem,] een hogere niveau van Emoenah.

Emoenah is een essentieel stuk ‘bagage’ van het Joodse volk die wij tijdens onze levensreis moeten dragen. Zowel Rabbenoe Bachayah als de Ramban [rabbi Mosjé ben Nachman] leggen uit dat Emoenah de meeste belangrijk aspect is van alle mitswot [geboden] en het fundament is van de hele Tora [Sjmot/ex. 14:31; zie ook “Kad Hakemach”, het boek dat beschrijft hoe een moraal leven volgens Emoenah te leven]. De Rambam getuigt van de enorme kracht van Emoenah met de volgende woorden: “Het is voor mij het allerbelangrijkste om de fundamentele concepten van Emoenah uit te leggen dan al het andere waarin ik onderwijs.” Rabbi Gaon van Wilno leert dat het een belangrijke reden is dat de Tora gegeven is om Emoenah en bitachon [haShem’s vertrouwen] in het Joodse volk te leggen [Misjle/Spr. 22:19].

Emoenah is een Toragebod voor Joden en niet-Joden
Nogmaals: Emoenah is niet zomaar ‘geloof’ in HaShem en dat alles van Hem komt. Emoenah is een gevoel/weten van absolute zekerheid, waardoor er geen ruimte in iemands hart is voor twijfel of wat dan ook. Dit komt op het volgende neer. We zijn erg goed in vragen wat we willen: geld, gezondheid. Geef Hem een reden iets te geven in plaats van het te misbruiken wat Hij geeft (geld verkeerd uitgeven bijvoorbeeld aan onzinnige dingen in plaats van aan verzorging en Tora). Hoe krijg je echte Emoenah? Dit gaat namelijk niet over één nacht waarmee je vervolgens wakker wordt. De Rambam begint in de Mishneh Torah [het Joodse wetboek van Rambam] met de mitswa [opdracht/gebod] van Emoenah[wat ook verplicht is voor de niet-Jood] en noemt deze de grondlegging van ons fundament waarop onze Tora en Avodah HaShem [dienen van HaShem] is gebouwd. In Hilchot Yesode Hatorah 1:6 [Rambams fundamenten van Torah] zegt hij namelijk:

 Emoenah is een specifiek Torah gebod door haar woorden “Ik ben HaShem jullie G’d”.

Daarom stelt Rav Dessler in zijn boek “Michtav M’Eliyahu Vol.III” op pag. 161 dat iemand die niet aan zijn Emoenah werkt, niet begrijpt wat geloof is. Een persoon is als een akker. Ondanks het harde werk en veel geploeg en beplanting, blijft het nog steeds erg moeilijk om goede kwaliteit te produceren. Om goede kwaliteit van Emoenah te produceren, moet iedereen daarom onafgebroken aan Emoenah werken [Shaarei Teshuvah Shaar 2; Instructieboek over de manieren die een persoon aanzetten om zich tot God te bekeren deel 2]. Emoenah is dus niet, zoals de meesten denken, slechts geloof in HaShem als Enige Schepper. Emoenah eist erkenning van Hashems rol in iedere gebeurtenis. Van grote historische gebeurtenissen tot ogenschijnlijke onbelangrijke persoonlijke akkefietjes en momenten. Dít concept wordt ook hasjgachah partit – Hashem heeft onafgebroken supervisie over Zijn Schepping van het ene moment naar de andere – genoemd. Niets gebeurt bij toeval, maar alleen omdat Hij dit wilt.

Zoals R’Yechezkel Levenstein uitlegt: “zoals Alleen HaShem de wereld heeft geschapen, zo leidt Hij Alleen de wereld”. Dit is moeilijk voor het menselijk brein om dit te bevatten, omdat het er voor de mens op lijkt alsof de wereld op het systeem “Oorzaak en Gevolg” draait. Dat systeem lijkt afhankelijk hoe mensen gebeurtenissen in hun leven interpreteren. Ook lijkt dat systeem resultaat te leveren door acties en karaktertrekken van de mensen. Ondertussen is het wel HaShem Die dit systeem, de wereld, door middel van natuurwetten en wonderen bestuurt zoals Híj het wilt, en niets anders.

Emoenah Sichliet [oppervlakkig] en emoenach Choesjiet [emotioneel bewustzijn]
We moeten volgens de Steipler [Rabbi Yaakov Yisrael Kanievsky] eerst onderscheid maken tussen ‘oppervlakkige’ Emoenah [slechts geloof in het bestaan van HaShem] wat de meeste mensen ervaren [maar waarmee je de strijd niet redt]. Deze oppervlakkige Emoenah heet Emoenah Sichliet. Deze oppervlakkige Emoenah is een intellectuele Emoenah. Men heeft een intellectueel besef dat iets waar is, maar men heeft niet de kennis om het ‘een deel van hen’ te maken. Bijvoorbeeld. Veel rokers weten dat roken de gezondheid schaadt en dodelijk kan zijn. Toch blijven zij roken, want die intellectuele kennis is niet een geïnternaliseerd onderdeel van hun besef geworden. Met andere woorden. Mensen hebben een intellect besef dat HaShem de Schepper is van alles wat leeft en bestaat, maar Zijn inbreng op hun leven – letterlijk van een split second op de volgende split second – is geen onderdeel van hun besef. En hetzelfde geldt voor de massa’s van mensen die openlijk toegeven dat in HaShem en Tora geloven, maar aan hun dagelijks leven is dit niet te zien.

Dan heb je Emoenah Choesjiet. Dat is een hoger niveau van Emoenah waar de Emoenah Sichliet in iemands bewustzijn doordringt, waardoor hij ‘het’ beseft. Het is geloof in hasjgachah partit – van seconde op seconde. De Steipler [Rabbi Yaakov Yisrael Kanievsky] gebruikt deze onderscheiding om een moeilijke stelling van Rasji [Rabbi Sjlomo Jitschaki, die tot op de dag van vandaag wordt beschouwd als een van de belangwekkendste verklaarders van de Tenach en Talmoed.] te beantwoorden. Rasji merkt namelijk op dat Noach weinig Emoenah had. Hij geloofde wel, en geloofde niet, dat de Malboel – Zondvloed – zou komen. Hij ging zelf de Ark niet binnen totdat hij door het water gedwongen werd deze binnen te gaan. Hoe kon Noach een gebrek aan geloof in HaShem hebben als HaShem Zelf Noach had verteld dat er een Malboel zou komen? Het antwoord, zegt de Steipler [Rabbi Yaakov Yisrael Kanievsky] staat in de uitleg van Parsja Noach door Bircas Perez, en is dat Noach zeker over deze kwestie geen gebrek had aan intellectuele Emoenah Sichliet. Hij had het zelf meegemaakt dat Hashem hem dit vertelde en opdracht gaf de Ark te bouwen. Echter, Noach had een zeker gebrek aan Emoenah Choesjiet. Hij had van G’ds Plan geen onderdeel gemaakt van zijn eigen besef. Waarom maakt de Steipler dit onderscheid tussen Emoenah Sichliet en Emoenah Choesjiet? Het onderscheid zit volgens sommige geleerden in de Jood en de niet-Jood.

Sommige geleerden menen dat niet-Joden voldoen aan het gebod ‘Emoenah’ wanneer ze alleen de Emoenah Sichliet bezitten. Dit zouden we kunnen terugvinden in Sjmot/Ex. 7:5; 7:17; 8:6, 18; 9:6 en 14:18 waar wordt gesproken dat “de mensen zullen erkennen dat Ik HaShem ben.” De plagen volstonden om de Egyptenaren HaShem te doen erkennen. Maar voor Joden is dat zeker niet voldoende. Emoenah Choesjiet werd bij Mattan Tora [het geven van Tora] in ons volk geworteld. Dus de niet-Jood moet [op zijn minst] de intellectuele Emoenah hebben, maar bij de Joden ligt – als G’ds uitverkoren volk – de lat hoger en wel de Emoenah Choesjiet. Aldus sommige geleerden.
De meeste geleerden zijn het hier echter niet mee eens en maken dit onderscheid tussen Jood en niet-Jood niet. Ook wij bij Beit Emoenah maken dit onderscheid niet en “eisen” net als haShem een Emoenah Choesjiet van alle mensen die haShem heeft geschapen.

De sleutel om Emoenah Choesjiet te krijgen is daarnaast het herinneren dat iedere gebeurtenis basjamajiem – van HaShem – is. Wat het ook is: een financiële strop, kiespijn, files, beledigingen, maar ook cadeautjes zoals een zakelijk succes, herstel van ziekte, een familie simcha, financieel meevallertje – het komt allemaal uit Eén Bron en die Bron is Hashem. Alles, werkelijk alles wat je op een dag meemaakt, hoort, ziet, voelt, enz., komt van Hashem. Zodra je in iedere gebeurtenis Hashems hand ziet, zie je dat ook in de kleinste details. Tot aan de jetsiat Mitsrajiem – uittocht uit Egypte – hadden de meeste Joden ook alleen Emoenah Sichliet. Maar jetsiat Mitsrajiem [de uittocht uit de wereld / nieuw begin] was de eerste krachtige persoonlijke ervaring van HaShem onder 3.000.000 Joden. Geloof in de Schepper en Zijn schepping is ‘slechts’ Emoenah Sichliet, omdat er bij de Schepping geen ooggetuigen aanwezig waren.

Door de jetsiat Mitsrajiem [uittocht uit de wereld] wordt Emoenah pas een persoonlijke ervaring: Emoenah Choesjiet.

Peter Nissen
bron: Jodendom online