Een studie over de ziel van de mens en het doel ervan,
opgedragen aan haShem, de Oneindige Alomaanwezige Schepper,
met dank voor de wijsheid en steun van mijn echtgenote die mij de ruimte gegeven heeft deze studie te schrijven.
Inhoud:
- Emoenah
- Wat is het verschil tussen Nefesh, Ruach, Neshamah, Chayah en Yechidah
- Deel 1, Nefesj, Ruach en Neshamah
- Deel 2, Het Chayah-niveau
- Deel 3, De Yechidah
- Aanhangsel met een begrippenlijst
Bronnen:
Rav Moshe Weinberger
Rav Yossi Michalowicz
Rav Eliyahu Eliezer Dessler
Rebbe Menachem Mendel Schneerson
De sefer Oihev Yisrael
De Chazal
De Tenach
De Talmoed en Mishna
De Musar moral teachings and ethical values
Emoenah | Echt geloven
De schepping is zo ontworpen dat alles tot zijn potentieel moet worden geactiveerd. De avodah van de mens is om het potentieel van elk ding te ontsluiten en het tot bloei te brengen. Door ons te verbinden met de potentiële kracht van iets, kan het vervolgens worden losgelaten.
Voordat de kracht van iets tot actualiteit wordt gebracht, moeten we weten: hoe verbinden we ons inderdaad met iets dat slechts in zijn potentiële staat ligt en nog niet geactualiseerd is? Het antwoord is het diepe geheim van “Emoenah” (geloof).
Emoenah staat bekend als het “geheim van ayin [‘niets’]”. Ayin is wanneer iets verborgen is en het in zijn sluimerende toestand ligt, waar het nog niet is geactualiseerd. Wanneer iemand zich hecht aan het zijn in een staat van Emoenah, is hij in wezen gehecht aan ayin, aan een potentiële kracht van iets. Dus, op welk niveau iemand ook probeert te actualiseren, hij moet zich er eerst mee verbinden in zijn potentiële staat, en dit wordt gedaan door de kracht van Emoenah.
Je moet weten dat Emoenah niet betekent dat je je verbindt met dat wat je onbekend is. Het is vitaliteit gevend. Er staat geschreven: “De rechtvaardige zal door zijn geloof leven.” Emoenah is levengevend. Wanneer een persoon een bepaald concept kent, maar het niet leeft, staat het concept boven hem en omringt het hem, maar het is nog geen deel van hem (dit wordt aangeduid als “ohr makif” – “omringend licht”); Het geeft hem geen vitaliteit en energie. Maar wanneer het licht van de Emoenah in iemands geest en hart is doorgedrongen door het erkennen van Yeshua haMasjiach, leeft een mens wat hij kent, en ontvangt hij op zijn beurt vitaliteit.
Wanneer een persoon in zichzelf een concept wil wekken dat hij kent en het van een potentiële staat naar een actieve staat wil brengen, moet hij Emoenah gebruiken. Zolang iemands Emoenah niet door hem levend is en het nog niet in zijn geest en hart is geworteld, is het niet in staat om gewekt te worden. Dit komt omdat een mens niet kan werken met een spiritueel licht dat hij nog niet heeft bereikt en dat hem alleen maar omringt.
Alleen wanneer iemands Emoenah in zichzelf leeft, kan hij het potentieel van iets ontwaken om geactiveerd te worden. Zijn gedachten en hart kunnen verbonden raken met de vitaliteit die van zijn Emoenah uitgaat, en na een tijdje kan hij het concept doen ontwaken, door vast en koppig te geloven in dat waarmee hij zich wil verbinden. Door de verbinding te vergroten, wordt het niveau dat hij probeert te verwerven gewekt uit zijn potentiële staat in zijn actieve staat.
De sefer Oihev Yisrael (parsja Noach) zei dat Emoenah dingen naar ons toe kan trekken. Door middel van Emoenah kunnen we vanuit de bron een concept naar ons toe trekken en ervoor zorgen dat het naar ons toe komt.
Dit is het geheim dat achter Emoenah schuilgaat. Vanuit het gezichtspunt van ons eigen bevattingsvermogen zijn we ver verwijderd van vele niveaus. Maar vanuit het gezichtspunt van de Emoenah kunnen we onze Emoenah laten ontwaken en geloven dat zelfs de hoogste spirituele niveaus binnen ons bereik liggen. Door deze levende vorm van Emoenah in onszelf te onthullen, kunnen we onszelf verbinden met de hoogst mogelijke niveaus. Dit is een groot geheim.
Als een persoon bijvoorbeeld wil voelen dat hij een Neshamah is en hij wil het openbaren (en onze Neshamah is inderdaad erg verborgen), dan kan hij langzaam ontwaken en zijn Neshamah onthullen door zijn Emoenah te vergroten in het concept van zijn Neshamah en in de realiteit ervan, met voortdurend kalme gedachten hierover, dan kan hij langzaam ontwaken en zijn Neshamah onthullen.
Sterker nog, als iemand haShem, de Schepper, wil voelen, Die zo verborgen is, kan hij zich blijven concentreren op de werkelijkheid van de Schepper, met behulp van zijn kracht van Emoenah. Door voortdurend na te denken (en te internaliseren) over het bestaan van de Schepper. Dit openbaart langzaam de zin voor de Schepper, door de Ruach haKodesh, in zijn hart.Hetzelfde geldt voor elk niveau dat een persoon wil onthullen. Als hij met zijn verstand over een zaak blijft nadenken en hij blijft het in zijn hart internaliseren, en hij is hier zeer volhardend in, dan zal het hem uiteindelijk worden geopenbaard. Dit is een groot geheim.
Wanneer een persoon nog steeds erg gehecht is aan deze fysieke dimensie (“Yeish”) en hij niet weet hoe hij verder moet gaan dan wat hij logisch kan begrijpen, heeft hij geen verbinding met deze verheven avodah die wordt beschreven. Maar wanneer een persoon zichzelf heeft getraind om zich in geest en hart te verbinden met de verborgen dimensie, door te horen naar de Ruach haKodesh, kan hij daardoor de weg van haShem wandelen en alles verwerven wat Hij wil dat we verwerven.
De sefer Toras Avos ((Slonim), p.25 en p.150) brengt van de Kobriner zt”l: “Emoenah kan de hoogste plaatsen bereiken. Alle andere begrippen kunnen reiken tot de plaats die het begrip kan bereiken, terwijl Emoenah dat niet is, want als iemand gelooft dat hij zelfs plaatsen kan bereiken die hij normaal niet kan bereiken, bereikt hij het. Daarom is Emoenah de meest verheven vorm van begrip van alle begrippen. Er staat geschreven: “En uw geloof omringt u.” (Tehillim 89:9)
Dit is een zeer diepe zaak….
Wat is het verschil tussen Nefesh, Ruach, Neshamah, Chayah en Yechidah.
Een ziel is als een ketting waarvan het ene uiteinde verbonden is met de hersenen en het andere met een bepaalde spirituele bron. Er zijn vijf niveaus van de ziel, zoals de vijf schakels in een ketting, elk parallel aan de spirituele sfeer waarin zij bestaat.
Deze vijf namen zijn: Nefesh, Ruach, Neshamah, Chayah en Yechidah (Bereesjiet Rabba 14:9).
In de orthodoxe leringen gaat men er van uit dat men alleen betrekking heeft op de drie onderste lagen, omdat we te weinig of geen begrip hebben van de twee bovenste.
De drie zijn: 1) Nefesh 2) Ruach en 3) Neshamah. Door Yeshua haMasjiach hebben we echter begrip gekregen van de wisselwerking tussen haShem en de mens, en dus het niveau van de Chayah.
De Nefesh is het spirituele bestaan dat in het lichaam verblijft en de fysieke stofwisseling in werking houdt en de persoon in leven houdt, het laagste zielsniveau, verwijst naar wat gewoonlijk ‘de dierlijke ziel’ wordt genoemd, de instinctieve, behavioristische drijfveren die het meest worden geassocieerd met het lichaam en die menselijke acties sturen.
De Ruach is een verbinding tussen de nesjama en de Nefesh, houdt verband met de emoties. Het is de oorzaak van gevoelens en persoonlijke kwaliteiten.
De Neshamah, de innerlijke ziel, is het spirituele bestaan dat de mens naar haShem trekt, naar het verrichten van goede daden, om vroom en nederig te zijn en om kennis en prestaties op spiritueel gebied te zoeken, wordt beschouwd als de zetel van het intellect. Het bevindt zich rond het hoofd.
De Chayah, ‘de Levende’, verwijst naar de wisselwerking tussen bewustzijn en zijn bovenbewuste oorsprong haShem .
De Yechidah, ‘de enige, unieke’, heeft betrekking op het goddelijke aspect van de ziel.
Deel 1
Drie niveaus van de ziel
Deze inleiding zal je de juiste kijk geven op alles wat komen gaat in deze studie; en als de fundamenten van onze “boom” sterk zijn, alleen dan kunnen we sterke takken en goede vruchten van onze “boom” zien. Sla deze introductie dus niet over.
Nefesj, Ruach en Neshamah
We zullen een concept ontdekken dat wordt genoemd in de woorden van Rav Dessler zt”l (zie Michtav M’Eliyahu Vol. V, p. 13), die alles formuleren wat we op het punt staan te ontdekken. Hij schrijft: “We hebben geschreven dat er drie lagere vormen van de ziel van een persoon zijn, die door de heilige seforim worden aangeduid als ‘Neshamah, Ruach en Nefesh (‘levenskracht’, of het lagere deel van de ziel). Er zijn verschillende manieren om haShem te dienen via deze drie niveaus…” Met andere woorden, er zijn drie algemene formules voor het dienen van HaShem, en we zullen ze proberen uit te leggen.
Nefesh – Actie
Rav Dessler vervolgt: “Het dienen van haShem door de “Nefesj” betekent Hem dienen met alleen onze uiterlijke handelingen.”
Dit betekent dat wij onze verplichtingen nakomen. Het staat buiten kijf dat we dit nodig hebben, want ook al is het “belangrijkste dat de Tora van ons wil, ons hart is”, toch is het belangrijk voor ons om dit elementaire niveau te bereiken – het doen van de juiste handelingen, het houden van de mitswos. We moeten “leren om te doen”, en dit dient als basis van alles. Als we niet de acties uitvoeren die we zouden moeten doen – de mitswos – zijn we totaal losgekoppeld; chas v’shalom (haShem verhoede).
Dit is een belangrijke regel in het dienen van HaShem: “Vandaag is de dag voor actie”. Er is ook een regel: “Leer om te doen.” Alles is gebaseerd op een fundament, Yeshua haMasjiach, en het fundament van alles is dat we die acties ondernemen die van ons worden verlangd. Dat is Nefesj: de mitswos doen en op de juiste manier handelen.
Ruach – Inspiratie
Rav Dessler vervolgt: “Het dienen van haShem door de “Ruach” is het doen van acties met enthousiasme. Dit is de kracht van zelfontwaking (hisorerus) en verwonderd zijn (hispaalus). Deze manier van haShem dienen wordt gedaan door verder in te gaan op een zaak, wanneer iemand in zichzelf ontwaakt en het wonder voelt van iets.”
Dat is hoe we onze Ruach gebruiken: onszelf inspireren.
Neshamah – Internalisering
Rav Dessler vervolgt: “Het dienen van haShem door middel van de “Neshamah” is door een zaak op het hart te plaatsen, die is als een “zachte, subtiele stem”. Het is een vast besef van de waarheid in iemands hart.”
Dit betekent wanneer men de innerlijke diepte van een zaak verheldert; dat is Neshamah.
Tot nu toe hebben we hier de basisschets uitgelegd van wat we moeten weten.
Verbetering van de Nefesh
Rav Dessler gaat verder met uit te leggen hoe elk van deze drie niveaus van Nefesh, Ruach en Neshamah kan worden verbeterd: “Voor iemand die zijn dienst aan haShem wil verbeteren op het niveau van “Nefesj”, moet hij op zijn fouten worden gewezen, door verhalen te horen die hem zullen helpen verbeteren, en door meer gewend te raken aan het doen van goede daden.”
Met andere woorden, als iemand zich niet aan de Tora houdt en hij wil zichzelf verbeteren, dan bevindt hij zich op het niveau van Nefesj. Hij moet onderwezen worden in de Tora en de mitswos; hoe de Tora uit te voeren.
Zelfs als iemand zich in het algemeen aan de Tora houdt, is het toch noodzakelijk dat ook iedereen op dit gebied aan zichzelf werkt, omdat er niet zoiets bestaat als zelfs een rechtvaardig persoon die (soms) niet zondigt, door gebrek aan de juiste kennis van de Tora en mitswos.
Dit is hoe iemand die zich op het niveau van “Nefesj” bevindt, verbetert: door zijn daden voor zichzelf te verduidelijken, door zich te spiegelen in zijn daden om te zien of ze in overeenstemming zijn met de Tora.
Verbetering van de Ruach
Rav Dessler vervolgt: “Iemand die haShem dient op een niveau van “Ruach”, kan zichzelf verbeteren door doordrenkt te worden met enthousiasme in het leren van de Tora en in de mitswos.”
Met andere woorden, het niveau van “Ruach” is om onszelf te bezielen met enthousiasme voor spirituele zaken. Als een persoon alles doet wat hij moet doen, maar hij is lusteloos en slaapachtig, dan moet hij gewekt worden, zoals geschreven staat: “Ontwaak en wek dan krachtig de liefde, totdat er verlangen is.” (Zelfs als iemand geestelijk wakker is, moet hij nog meer opgewekt worden.)
Verbetering van de Nesjamah
Rav Dessler vervolgt verder: “Voor iemand die haShem dient op het niveau van “Neshamah”, kan hij zichzelf verbeteren door te werken aan het onthullen van de diepste punten van waarheid in het hart.”
Vanuit welk deel van onze ziel spreken we?
Rav Dessler eindigt met te zeggen: “Iedereen die deze niveaus omzeilt, zal niet worden verbeterd.”
We moeten begrijpen dat dit drie unieke manieren zijn om haShem te dienen, en dat er geen manier is om wat met de een werkt op de ander toe te passen en te verwisselen. We moeten weten op welke manier we haShem dienen.
Bijvoorbeeld: als we praten, praten we dan vanuit de Nefesj, of vanuit de Ruach, of vanuit de Neshamah?
Spreken vanuit de Nefesj betekent dat we een bepaalde handeling beschrijven die we moeten doen. Als iemand het heeft over het uitvoeren van een Halacha (de wetten van de Tora), of hij geeft praktisch advies over hoe de Tora en de mitswos moeten worden uitgevoerd, dan spreekt hij op het niveau van Nefesj.
Als we vanuit de Ruach spreken, spreken we op een nog hoger niveau. Dit is wanneer we met enthousiasme praten en we proberen in onszelf een ontwaken te veroorzaken voor iets spiritueels. Dit gebeurt meestal bij bepaalde gebeurtenissen of tijden die dit ontwaken (hisorerus) vereisen. De hele schepping probeert eigenlijk alle mensen uit hun slaap te wekken: “Ontwaak, slapers, uit jullie sluimering…”
Mensen vergeten bijvoorbeeld de waarheid wanneer ze zich overgeven aan frivole dingen, en ze moeten gewekt worden met het blazen op de sjofar om terug te keren naar de Schepper.
Dit is het niveau van Ruach. De functie van Ruach is niet alleen om louter details van iets te beschrijven, maar is juist het tegenovergestelde – het is om de zaak te vergroten, zodat het in ons een gevoel van verbazing veroorzaakt en ons wakker schudt uit onze ziekelijke slaapzucht naar onze spirituele situatie. Praten met iemand op het niveau van Ruach is proberen hem iets bij te brengen waar hij niet aan gewend is, want iets wat een persoon gewend is te doen, zal hem niet wakker maken. Dit is hoe je vanuit de Ruach kunt praten: praten op een manier die anderen inspireert en hen ertoe brengt zichzelf wakker te schudden.
Het dienen van haShem vanuit de Neshamah is een nog hoger niveau. Het is om de waarheid in alles te realiseren, de “waarheid van de waarheid” – en het is heel subtiel. Een persoon dient haShem met zijn Nesjamah wanneer hij de subtielere aspecten van elke zaak onderzoekt.
HaShem dienen door de “Ruach”
Rav Dessler legt verder uit dat deze drie niveaus ook verschillende manieren zijn om het publiek te beïnvloeden.
Hij schrijft: “Anderen beïnvloeden vanuit onze Nefesh is invloed van buitenaf geven – zoals door lezingen te geven of boeken te schrijven om mensen te inspireren om beter te worden.
Het dienen van haShem door de Ruach is om met enthousiasme tot anderen te spreken, waardoor ze worden opgetild, en “Woorden die uit het hart komen, komen het hart binnen.” Maar zelfs deze woorden die komen uit de Ruach, komen nog steeds niet uit het meest waarheidsgetrouwe punt van ons hart, het niveau van Neshamah. Om anderen te beïnvloeden door middel van de Neshamah is wanneer een groot persoon een zaak in zijn hart plaatst, en hij zichzelf vernedert en vernietigd voor de waarheid. Hij kan dan zijn geestelijke licht naar buiten laten schijnen naar het publiek. Zelfs als hij niet met hen praat, kunnen ze zijn woorden voelen, zelfs zonder hun zintuigen te gebruiken.”
Deze woorden van Rav Dessler moeten goed begrepen worden. Als iemand wordt beïnvloed door het niveau van Nefesj, dan betekent dit dat voor hem precies duidelijk moet zijn wat hij in praktische termen moet doen. Dit is begrijpelijk, maar wat we moeten begrijpen is Ruach. Als hij wordt beïnvloed door de Ruach van een ander, zal de Ruach niet altijd genoeg zijn om hem te verbeteren, omdat het voor hem gewoon kan zijn als een wind die komt en gaat; “Ruach” betekent immers wind.
Laten we uitleggen wat we bedoelen. Er zijn verschillende soorten wind – met andere woorden, er zijn verschillende niveaus van inspiratie. Soms beweegt de wind naar rechts of links. Soms is het sterk en soms zwak, en soms is het nauwelijks voelbaar. De wind is altijd anders en beweegt altijd in een andere richting. Hetzelfde geldt voor de wind van de ziel. Als iemand haShem vanuit zijn Ruach dient, zijn er voortdurend ups en downs. Er is altijd beweging, net als bij echte wind; er bestaat niet zoiets als het dienen van haShem zonder beweging.
Wij bidden: “Breng ons niet om beproevingen te ondergaan.” Ieder mens heeft beproevingen. Het hele leven is vol beproevingen. Wanneer een persoon op een niveau van Ruach leeft, put hij inspiratie uit het horen van een goede lezing en krijgt hij enthousiasme om de Tora beter te leren en mitswos beter te doen, maar als de rabbijn een week afwezig is en hij de lezing niet hoort, mist hij de geest van zijn leven. Hij gaat alleen mee met de “wind” die op hem blaast en hem wakker maakt.
Met het niveau van Ruach is het belangrijkste het enthousiasme, maar niet voor de feitelijke inhoud van wat er wordt overgebracht. Iemand die zich op het niveau van Ruach bevindt, moet elke week woorden van ontwaken horen om geroerd te worden; Zo’n ontwaken zal hier niet voor altijd zijn – het sterft uiteindelijk uit.
We ervaren dit de hele tijd als we iets nieuws krijgen – een nieuw huis of een nieuw soort voedsel. In het begin zijn we opgewonden om het te hebben, maar daarna raken we er langzaam aan gewend. Het heeft niet meer de smaak van nieuw.
Hetzelfde is wanneer we dingen horen die onze Avodas haShem verbeteren. (Avodah = dienen/dienstbaarheden) Er is een regel die zegt: “Er is niet meer vroomheid dan in het begin.” Wanneer een persoon zijn Avodas haShem begint, ontvangt hij nieuwe concepten. Maar na een half jaar inspiratie te hebben gehoord, of na een jaar of twee, zijn er niet veel nieuwe dingen om hem enthousiast te maken.
Over het algemeen weet iedereen met zelfs maar een beetje begrip dat als iemand alleen met enthousiasme gaat, het niet genoeg zal zijn om hem voor het leven op te bouwen – want zodra de reden voor het enthousiasme is weggenomen, stopt hij. Maar als hij door een subtieler punt wordt verlicht, kan dit ervoor zorgen dat hij zich meer gemotiveerd voelt.
Een rechter moet elke zaak naar waarheid beoordelen, en iedereen is ook een rechter over zichzelf. Een mens kan zichzelf dus steeds meer beoordelen op de subtiele punten van elke eigenschap. Deze subtiliteit is het niveau van Neshamah – een blijvende inspiratie, in tegenstelling tot de tijdelijke inspiratie van Ruach.
Maar als de hele Avodas haShem van een persoon door zelfontwaking (hisorerus) is, beperkt hij zichzelf, omdat het ontwaken slechts een bepaalde tijd kan duren.
En als een persoon alleen door Ruach wordt beïnvloed, wordt hij niet zo veel beïnvloed als hij eigenlijk zou moeten als het gaat om praktische termen. Het is net als het gezegde: “Pak en eet vandaag iets, want morgen ga je dood.”
In spirituele termen betekent het dat een persoon een andere pagina van Gemara moet pakken, een andere daad van het niet spreken van laster, een andere mitswa, enz. – zolang de persoon nu iets doet als resultaat.
Als een persoon anderen beïnvloedt door middel van zijn Ruach, kunnen alle succesvolle resultaten die hij in anderen heeft succes worden genoemd, maar hij bereikt nooit de ware uitkomst van wat er gedaan moet worden. In plaats daarvan “grijpt” degene die beïnvloed wordt gewoon naar een nieuwe, tijdelijke verbetering op een specifiek gebied: of de luisteraar wordt inderdaad gewekt om meer Tora te leren, terwijl een ander wordt gewekt om beter te bidden, en een ander voelt zich geïnspireerd om meer vriendelijkheid te doen.
Al dit “grijpen” duurt niet lang.
Wanneer een persoon vanuit zijn Ruach met anderen praat, hoewel hij hen inspireert, maakt hij de luisteraar alleen maar wakker voor een gebied waar zijn eigen hart naartoe wordt getrokken, en dit zal het uiteindelijke doel niet bereiken.
Praten op het niveau van Neshamah
Maar het dienen van haShem door middel van de Nesjama is van een heel ander niveau.
Laten we een voorbeeld gebruiken: het Altaar van Kelm. Wie op zoek is naar zelfontwaking, zal niet veel in zijn woorden vinden. De woorden van de Alter kwamen niet voort uit het feit dat hij ergens verbaasd over was en vervolgens zijn oorspronkelijke gedachten opschreef; Dit was niet zijn manier. De Alter had een bepaalde manier van leven. Hij zag het leven op een bepaalde manier, en alles wat hij schreef weerspiegelt deze manier van leven dat hij zag en leefde. Het is bekend dat de Alter zijn oorspronkelijke gedachten soms twintig jaar voor zichzelf hield voordat hij ze aan iemand vertelde.
Waarom deed hij dit? Op een eenvoudig niveau kunnen we begrijpen dat dit betekent dat hij veel aan zijn karaktereigenschappen heeft gewerkt, maar hier zit een dieper punt in.
De meeste mensen die iets zien en verbaasd zijn, zullen meteen vertellen wat ze hebben gezien. Dit is spreken vanuit de Ruach, en het spreken hier komt niet voort uit een zaak die zich in zijn hart heeft gevestigd. Maar als hij het pas aan iemand vertelt nadat hij een lange tijd heeft gehad om het te verwerken, wordt het een eenvoudige zaak voor hem. Als hij het nu vertelt, is het vanuit zijn essentie – hij vertelt het vanuit zijn Neshamah.
Dit is het verschil tussen een echte Baal Mussar (gedisciplineerd persoon) en degenen die geen innerlijke verbetering hebben. Een echte Baäl Mussar vertelt niet meteen iets waar hij zich over verbaast. Als hij ergens een spiritueel ontwaken voor krijgt, spreekt hij er nog niet over.
Hij spreekt alleen over zaken die voor hem eenvoudig zijn, nadat hij eraan heeft gewerkt om het te begrijpen – en niet voordat hij het begrijpt.
De Mashgiach, R’ Yechezkel Levenstein zt”l, sprak nooit over een zaak die niet ingebakken was in zijn innerlijk en ziel. Hij sprak nooit vanuit zijn Ruach, uit louter enthousiasme over iets – hij sprak alleen over dingen waar hij begrip van had gekregen, een zaak die in zijn Neshamah was geïnternaliseerd.
Dit is echt het innerlijke aspect van Mussar. Natuurlijk is er hisorerus\zelfontwaken te vinden in Mussar, maar dat is slechts een deel ervan. Het innerlijke punt van Mussar is een innerlijke greep op het leven zelf.
De schoonzoon van het Altaar van Kelm zei dat er drie dingen nodig zijn om Mussar te leren, en hij zei dit in het bijzijn van R’ Yechezkel Levenstein zt”l. Een daarvan was dat een persoon een ‘recht hoofd’ nodig heeft. Dit verwijst naar het vermogen tot reflectie (hisbonenus), dat is denken dat afkomstig is van de Neshamah, en niet enthousiasme, wat hisorerus is dat afkomstig is van de Ruach.
Een mens heeft hiervoor een “lev tahor” (zuiver hart) nodig, evenals het vermogen van hisbonenus (reflectie). Zonder een “zuiver hart” wordt de geest omgekocht en kan hij niet goed over zaken nadenken. Als een persoon echter alleen maar een zuiver hart heeft, maar hij weet niet hoe hij moet nadenken over de innerlijke aspecten van het leven – hoewel hij door haShem zal worden beloond voor zijn inspanningen, ontbreekt het hem nog steeds aan de innerlijke Avodas HaShem.
We moeten begrijpen dat Mussar hier niet alleen is om ons wakker te schudden. Het is hier om ons een manier van leven te geven, die de wegen van Mussar zijn. Het is de manier waarop het leven eruit zou moeten zien – en het is niet alleen ‘inspiratie’.
Slechts enkelen dienen haShem echt
Als we deze woorden begrijpen, kunnen we ons leven veranderen. Anders veranderen we alles in slechts “inspiratie” die niet blijvend is.
We moeten begrijpen: er zijn niet veel mensen in de wereld die haShem echt dienen, en er waren er in de eerste plaats nooit te veel.
Als HaMasjiach komt, alleen dan “zal de wereld vervuld zijn van kennis”. Maar tot aan de Verlossing waren, en zullen er maar weinig mensen zijn, die haShem echt dienen. Er waren slechts enkele individuen die haShem dienden: Av’raham in zijn generatie, Noach in zijn generatie – elke generatie heeft zo een uniek individu. Er waren altijd individuen die haShem op zo’n verbazingwekkend niveau dienden.
Toen we bij Har Sinaï stonden, stegen we allemaal een ogenblik op tot een verheven niveau, maar onmiddellijk vielen we. Ware dienst van haShem wordt alleen bereikt door individuen, en niet door iedereen. Dit is de manier waarop het altijd was en altijd zal zijn, totdat we verlost zijn/werden door Yeshua HaMasjiach.
Dus, om de zaken van deze studie te actualiseren, moeten we één ding begrijpen: aangezien we hier een publiek proberen te beïnvloeden, zullen de meeste mensen het innerlijke punt van wat het wordt overgebracht niet horen.
Ze kunnen het alleen horen als een zelfontwaking, als inspiratie, wat mooi en prijzenswaardig is; Sterker nog, als we allemaal maar zo konden zijn. Dus het publiek als geheel zal niet veel winnen bij deze studie, slechts een tijdelijke hisorerus, (een speciale uitbarsting van inspiratie die komt van haShem).
Maar als deze studie wordt overgegeven aan een individu, dan moet het niet worden overgedragen op het niveau van Ruach. Het moet worden overgegeven op het niveau van Neshamah. Als we met mensen op straat praten, hoeven we alleen vanuit de Nefesj met ze te praten.
We moeten ze vertellen wat ze moeten doen: dit is verboden, dit moeten we doen, enzovoort. Wanneer we echter met een Ben Torah spreken (in het algemeen), moeten we spreken in een vorm van Ruach. We proberen hem wakker te schudden – ieder volgens zijn situatie.
Maar als we spreken tot een groep individuen wiens enige verlangen het is om haShem te dienen, dan spreken we geen woorden uit van louter zelfontwaking. Zelfontwaking duurt niet eeuwig; zij die werkelijk op zoek zijn naar haShem hebben het hogere niveau nodig dan zelfontwaking. De woorden van de wijzen zijn niet gebaseerd op zelfontwaking. De wijzen spraken vanuit de Nesjamah – en zij spraken ook woorden van de Nesjamah.
Bij het horen van de woorden van de wijzen, zijn de woorden bedoeld om ons naar de Neshamah van de zaak te brengen, niet naar de Ruach van de zaak. De wijze van Ruach is prima voor het publiek in het algemeen, maar de wijze van Neshamah is alleen bedoeld voor bepaalde individuen, die zijn gekomen om de zaken van deze studie te “horen”.
Een leven van groei
Het innerlijke aspect van onze Avodah is niet iets dat we horen als zelf-ontwaken, en dus zouden deze zaken niet louter een zelf-ontwaken voor ons moeten zijn. Ze moeten in ons een verandering teweegbrengen die meer is dan alleen maar tijdelijke inspiratie. Als we iets horen, is het echt de bedoeling dat het ons volledig verandert. Als een persoon goed luistert naar wat hij hoort en voor zichzelf de innerlijke aspecten van Avodas haShem verheldert, is hij niet dezelfde persoon als voorheen (net zoals een persoon die berouw heeft “een nieuw persoon wordt”, zoals de Rambam schrijft). Een zaak voor jezelf verhelderen is het niveau van Neshamah.
De wijzen zeggen: “Ik heb hen gezien die hoger gaan, en zij zijn met weinigen” (Soeka 45b). De verklaring hiervan is dat als er een huis met een zolder is, er twee soorten mensen in wonen; De een blijft op de eerste verdieping en gaat soms naar de zolder, terwijl de ander op zolder kan wonen. Degenen die “hogerop gaan” zijn als degenen die “op zolder wonen”; het is waar ze permanent verblijven. Het is niet zoals zelfontwaking, wat wordt gedaan door soms naar de zolder te gaan. Iemand die “altijd op zolder woont” leeft een heel ander soort leven – een leven van groei!
Er bestaat een soort leven dat innerlijk is, en er is een soort leven dat extern is. Een uitwendig soort leven kan zelfontwaking in zich hebben, en het kan zelfs een heel vurig enthousiasme in zich hebben. Maar het is nog geen leven van een “zachte, subtiele stem” (kol demamah dakkah) – er is geen kalmte en er is geen innerlijk begrip van de zaken. Het ontbreekt aan duidelijkheid over de innerlijke betekenis van alles.
Het is een simpel feit dat om iets echt te begrijpen, we veel zechusim (verdiensten) nodig hebben. De Mashgiach, R’ Yechezkel Levenstein zt”l zei eens: “Er zijn mensen die de afgelopen 20 jaar voor me zitten, maar ze zijn nog niet eens begonnen te begrijpen wat ik zeg!”
Dit is niet overdreven. Hij was niet hooghartig om dat te zeggen. Er waren mensen die hem hoorden spreken en aandachtig luisterden, met een groot verlangen om aan zichzelf te werken. Maar het ontbrak hen aan een goed begrip van wat ze wilden. De Mashgiach zt”l kwam niet elke week en zei: “Ik dacht aan een nieuwe, diepgaande gedachte over Av’raham of Yitschak, of een nieuwe gedachte over een karaktereigenschap.” Dat was nooit zijn punt. Hij leefde op een bepaalde manier van leven, en hij probeerde dit uit te leggen toen hij sprak. Wie het greep, greep het! Er waren alleen individuen die dat deden.
De woorden die we in deze studie zullen bezien zijn interne zaken met betrekking tot onze Avodas HaShem. Ze zijn alleen bedoeld voor degenen die met deze woorden hun leven in hun ziel willen opbouwen. Als iemand alleen maar denkt dat deze woorden een “Avodah” zijn, ontbreekt het hem al aan begrip van deze zaken. Het is geen Avodah; het is het leven zelf. Maar om deze woorden in ons innerlijk leven te brengen, hebben we een Avodah nodig om het te actualiseren.
Op een diepere noot is er hier echter echt geen “Avodah”! Het is onze greep op waar we staan in het leven, wat we echt willen.
De Chazon Ish schrijft dat Tora en Tefillah\gebed van elkaar afhankelijk zijn. We zullen uitvoerig uitleggen dat Tora, gebed en geloof allemaal deel uitmaken van één structuur in de ziel van een persoon, net zoals we begrijpen dat Tora niet alleen maar een zelfontwaking is.
Als een leraar van een Ben Tora met hem spreekt over het belang van het leren van de Tora, probeert hij hem niet alleen maar wakker te schudden. Een Ben Tora heeft een hoger niveau van spiritualiteit nodig om hem te helpen meer te groeien – hij is meer dan alleen inspiratie, en we proberen hem de waarheid te laten beseffen van “Want Tora is ons leven en de lengte van onze dagen” – dat de wereld op de Tora staat, zoals de sefer Nefesh HaChaim schrijft. Iemand die geen Ben Torah is, heeft het lagere, basisniveau – hisorerus/inspiratie – nodig om te groeien; iemand die al een Ben Tora is, heeft meer nodig dan hisorerus.
Wanneer we begrijpen dat Tora, gebed en Emoenah in innerlijke zin van elkaar afhankelijk zijn, dan wordt onze kijk op gebed of Emoenah een deel van onze kijk op het leven zelf, niet alleen als een middel tot zelfontwaking. Het wordt leven voor ons.
Het is bekend dat de Chazon Ish meer moeite zou doen om te bidden dan om te leren. Dit betekent niet dat zijn leren losstond van zijn gebed, of andersom; Het betekent dat zijn leren zo verbonden was met zijn bidden, en zijn bidden met zijn leren – op een manier dat hij in staat was om meer aan zijn gebed te besteden. Het is duidelijk dat hij, nadat hij al zijn moeite had gedaan om te bidden, meer begrip verdiende in zijn leerproces. Al zijn acties waren met elkaar verweven en er was geen scheiding tussen de twee zaken.
Heiligheid is om constant te zijn
Waar hebben we het precies over?
We zijn tot nu toe gewend geweest om hier en daar een shmuess (inspirerende lezing) te horen: eerst in yeshiva, dan ergens anders. We gaan om woorden van waarheid te horen van waarheidsgetrouwe mensen…
De Chazon Ish schrijft (Igros, Vol. I: 3), “Heiligheid moet constant zijn.” We kunnen dit begrijpen zoals we hebben uitgelegd: “Ruach” \ zelfontwaken is niet constant. Als zelfontwaking niet constant is, dan kan worden begrepen dat er geen echte heiligheid is wanneer we inspiratie ontvangen in de vorm van Ruach.
Om voor een persoon om heiligheid binnen te gaan, om binnen te gaan in wat wordt genoemd: “U bent heilig en Uw naam is heilig, en heiligen prijzen U elke dag, Selah”, moeten we het punt van consistentie in onze Avodas haShem binnengaan. “Constant” zijn zal niet voortkomen uit zelfontwaking; het kan alleen komen door het ontwikkelen van de structuur van het leven in de ziel – het niveau van Neshamah. We moeten verder gaan dan inspiratie en onze ziel opbouwen door middel van deze zaken.
Het punt van vernieuwing vinden in alle zaken
Een van de punten in Avodas haShem die werd geïntroduceerd door het Altaar van Kelm (wat zowel van toepassing is op het leren van de Tora als op Mussar) is dat we eraan moeten wennen om na te denken over alles wat we horen over iets nieuws. We zouden moeten denken: “Wat had ik vast voordat ik dit hoorde, en wat heb ik nu? Wat is er veranderd in mijn denken?”
Wanneer de ziel eraan gewend raakt om zo te denken, kan een mens in zichzelf een innerlijke wereld bouwen waarin hij al het nieuwe dat hij hoort verheldert.
Als iemand bijvoorbeeld een studie leest, kan hij denken: “Is hier iets nieuws?” Als hij niets nieuws kan bedenken dat hij in de studie heeft gevonden, moet hij proberen te bedenken waarom het niet nieuw voor hem is. Misschien weet hij het al, of misschien zag hij dezelfde gedachte in een andere studie. Hoe dan ook, hij moet nadenken of er hier iets nieuws is of niet, en als het nieuw voor hem is, moet hij denken: “Wat dacht ik voordat ik dit zag, en wat denk ik nu?”
Een persoon moet wennen aan deze vorm van Avodah op een manier dat zijn leven wordt veranderd. Een persoon verandert nooit zijn leven (of in ieder geval delen van zijn leven) omdat hij nooit echt heeft nagedacht over de diepte van een diepgaande gedachte die hij hoort. Hij ziet dat de gedachte hem een nieuw idee geeft, en hij begrijpt dat het nieuw is, maar het eigenlijke punt van de nieuwe gedachte blijft verborgen in zijn ziel, omdat hij het alleen maar hoort en er dan van wegloopt.
Over alles moet worden nagedacht. Alles heeft een plan en structuur om het aan te pakken. Wanneer een persoon over hetzelfde punt gaat – niet één of twee keer, maar vier keer – zoals nodig is voor het leren van de Tora – en hij maakt voor zichzelf duidelijk of er hier niets nieuws is of dat er hier iets nieuws is – dan is hij in feite zichzelf aan het opbouwen. Hij is niet bezig om alleen maar een zaak wakker te schudden. Hij begint een manier van leven van Avodah op te bouwen.
Dit is het niveau van Neshamah. Het is om voor zichzelf steeds subtielere punten te verhelderen, totdat hij een totale helderheid bereikt in het meest innerlijke punt van de ziel – ieder volgens zijn eigen niveau.
Leven voor het leven zelf, niet louter zelfontwaking
Deze weg van Avodas haShem is zonder enige twijfel voor iedereen weggelegd. Het is alleen voor individuen, misschien zelfs alleen voor zeldzame individuen.
Maar we moeten begrijpen: deze woorden hier zijn niet bedoeld om alleen maar vurige woorden van enthousiasme of zelfontwaking te zijn. Ze richten zich allemaal op hetzelfde punt: ons helderheid van het leven en het doel van het leven brengen; “Wat haShem van je vraagt.”
Wanneer een persoon zich realiseert dat zijn ziel meer innerlijk werk nodig heeft – meer subtiliteit, meer kalmte, meer helderheid – moet hij weten dat dit feit moet worden getransformeerd in een zeer innerlijk soort leven.
Het is onmogelijk om één keer per maand of één keer per week een zeer innerlijk punt van een zaak te vatten door alleen maar een beetje na te denken gedurende de dag. We moeten volledig “ondergedompeld” zijn in deze zaken.
Ter illustratie, wanneer een persoon wordt ondergedompeld in veertig se’ah water, zelfs als er geen haar in het water is, is hij nog steeds onrein. We passen hier niet de regel “De meerderheid is als het geheel” toe, omdat we volledig ondergedompeld moeten zijn om als “ondergedompeld” te worden beschouwd. Een zaak binnengaan is erin zijn, erin leven, haar inademen, haar verhelderen. Duidelijkheid in een zaak is niet alleen soms. Heiligheid is om constant te zijn, en om de innerlijke wereld binnen te gaan, moeten we ons leven zelf in ons innerlijke zelf brengen.
We moeten de interne modus binnengaan, de modus van “kol demamah dakkah”, een “zachte, subtiele stem”. Deze zaken moeten alle aspecten van ons leven vullen. Natuurlijk betekent dit niet dat we het leren van de Tora willen wegnemen, maar wanneer we deze zaken leren, moeten we ondergedompeld en toegewijd zijn aan het onderwerp.
We moeten weten dat deze woorden niet voor iedereen zijn weggelegd. Ze zijn relevant voor sommigen, maar voor de rest die ze horen, zou het zijn alsof je een wereld betreedt die niet de hunne is. Iemand die relevant is voor deze zaken kan hier succesvol zijn, maar iemand die geen relevantie heeft voor deze zaken is niet bezeten door een goede wil; Het is eerder gewoon het breken van een hek (Poretz Geder).
Iemand die wel relevant is voor deze zaken, moet er echter in leven. Hij moet deze woorden niet gewoon een bepaalde tijd toepassen en dan tevreden verder gaan. Hij heeft het nodig om met hen te bestaan. Hij moet erin leven en erin opgaan, deze woorden ademen. Het is het leven dat hij leidt. Het leven in constante verbinding met Yeshua haMasjiach.
Over het algemeen geldt dat als er een lezing is die over elk onderwerp van Avodah kan worden gezegd, mensen komen om het te horen. Ze hoeven echter niet allemaal naar een lezing te komen. Sommige mensen hoeven alleen af en toe naar een lezing te komen om ervan te groeien en de woorden heel sterk te internaliseren. Anderen moeten vaker komen om iets te horen. Maar in beide situaties mag er nooit een pauze zijn tussen de lezingen – er mag nooit een stop zijn op de groei van een persoon. Het innerlijke punt van wat de lezing overbracht, mag nooit in de tussentijd verloren gaan tot de volgende keer dat er een lezing is.
Onze woorden hier zijn zo gerangschikt dat iedereen die wil binnengaan, daar innerlijk moet leven en het moet ademen. Iemand die het gevoel heeft dat deze woorden op hem van toepassing zijn, moet weten dat hij een herziening van zijn hele levensstructuur moet ondergaan en dat het een voortdurend proces van verheldering is.
Er is een bekende uitdrukking die werd gezegd door R’ Boruch Ber Levovitz zt”l, toen hij op een keer bij een toespraak zat en hij iemand de les hoorde lezen: “Tora is lucht die we inademen.” R’ Boruch Ber beefde toen hij dit hoorde; hij stond op en riep uit: “De Tora is niet de lucht die we inademen; het is het leven zelf!” Lucht is nog steeds een uiterlijke entiteit in vergelijking met de waarde van de Tora voor ons.
Wanneer we het innerlijke aspect van de Tora, Yeshua haMasjiach, begrijpen, dat “Al je geboden Emoenah zijn”, en dat verbinding met haShem de essentie van het leven is, want “Tora brengt iemand tot kennis”, kunnen we alles begrijpen als een manier om ons leven op te bouwen, en niet alleen als een Avodah waar we aan werken. Avodas haShem geeft echt vorm aan onze structuur van het leven.
Als deze zaken goed worden begrepen en ze duidelijk zijn, moeten ze ook een verandering in iemands prioriteiten teweegbrengen. Het is niet zomaar een stap in een proces. Het is de gedachte die iemand vergezelt wanneer hij Tefillien aantrekt, wanneer hij een Tallit draagt, of wanneer hij Tora leert. Tora is verweven met verbonden zijn met HaShem, en dat geldt ook voor het dragen van Tefillien! Net zoals we niet kunnen stoppen met het leren van de Tora of ooit kunnen stoppen met het aantrekken van Tefillien, zo kunnen we ook nooit stoppen met proberen verbonden te zijn met HaShem, want het is het doel van al onze Tora en gebeden.
Daarom moet iedereen voor zichzelf duidelijk maken waar hij precies naar op zoek is. Men moet dit verhelderen door zijn vermogen tot innerlijke herkenning, maar ook door te bidden en te roepen tot haShem dat hij zijn ziel moet zuiveren. Een mens moet precies weten waar hij naar op zoek is in dit leven.
Iemand die op zoek is naar zelfontwaking, moet van tijd tot tijd zelfontwaking ontvangen. Iemand die op zoek is naar innerlijke, subtiele zaken, moet ze ontvangen op een manier waarop subtiele punten worden opgehelderd. Maar als iemand de twee door elkaar haalt – zelfontwaking, met verhelderende subtiele punten – zal hij nooit succesvol zijn, zoals Rav Dessler zt”l uitlegde. Dit komt omdat iemand die op zoek is naar “zelfontwaking” en in plaats daarvan innerlijke zaken hoort, ze alleen maar zal gebruiken om zichzelf te laten ontwaken, maar hij zal ze niet op de juiste manier accepteren. Hetzelfde geldt voor iemand die op zoek is naar innerlijke zaken en het hoort als zelfontwaking; Hij brengt het van een niveau van innerlijke zaken naar beneden naar het niveau van waar hij naar op zoek is, wat slechts een niveau van zelfontwaking is.
We moeten proberen duidelijk te maken waar onze woorden vandaan komen en waar we naartoe willen worden gebracht. Wie deze woorden aanvaardt en deze woorden van binnenuit zoekt, moet begrijpen dat het een taak is om het innerlijke deel van de zaak binnen te gaan – van het begin tot het einde. Wie dat niet doet, moet de bron zoeken op de manier waarop hij zoekt.
Maar iemand die relevant is voor de interne punten van deze zaken, weet dat dit de enige manier van leven is. Het is geen bonus; het is het leven zelf. Het verplicht iemand om die wereld binnen te gaan.
Iedereen die geweldige mensen ziet, kan zien dat ze diep in hun gedachten verzonken zijn. Dit betekent niet dat ze in zichzelf gekeerd zijn; het betekent dat ze zich diep verdiepen in zaken als Tora, Avodah of verbinding met HaShem. Ze zijn er – het is hun leven. Ze hebben voortdurend nagedacht over de meest subtiele punten van de innerlijke missie van de mensheid.
Daarom moeten al deze woorden volkomen duidelijk zijn. Wanneer iemand zich realiseert waar we vandaan komen met deze woorden, met de hulp van HaShem, zal hem een manier worden gegeven om de innerlijke wereld van Avodas haShem binnen te gaan.
Deel 2
Na de Nefesh, Ruach en Neshamah: Is de Chayah het vierde niveau van de ziel
Wijsheid – De eenwording van het universum
Het Chayah-niveau van de ziel is in wezen de kracht van wijsheid (chochmah), zoals Shlomo HaMelech (Koning Salomo) zei: “Wijsheid ondersteunt de eigenaar.”
Er is een vers: “Gij hebt ze allen met wijsheid gemaakt.” Het is duidelijk en eenvoudig dat dit niet simpelweg betekent dat elk deel van de schepping met wijsheid is gemaakt. In plaats daarvan leert het vers ons om in te zien dat de gemeenschappelijke verenigende factor tussen alle scheppingen is dat ze allemaal met wijsheid zijn gemaakt. Het leert ons dus dat de wortel van de eenwording (achdus) van al het bestaan chochmah is, wijsheid.
Er is achdus\unificatie in de “negatieve” zin, en er is achdus\unificatie in de “positieve” zin. Chochmah\wijsheid is het “positieve” gebruik van achdus\unificatie, zoals in “Al deze dingen hebt U met wijsheid gemaakt”, wat verwijst naar actie, en dus een constructief gebruik van de chochmah\wijsheid. Het positieve gebruik van chochmah\wijsheid is in wezen de verenigende kracht in de schepping.
De verbinding tussen Chayah\Chochmah en Ohr (spiritueel licht)
Chochmah (wijsheid) is een soort Ohr (spiritueel licht), zoals geschreven staat: “De wijsheid van de mens verlicht zijn gezicht.” De Misjna in Avos leert dat de wereld is geschapen met tien uitdrukkingen. De Gemara vraagt dat de Tora slechts negen keer schrijft: “En haShem zei” – waar is de tiende plaats? De Gemara antwoordt dat het woord “B’reshit” geldt als een van de uitdrukkingen, want er staat geschreven: “Door het woord van haShem werden de hemelen gemaakt.” De eerste uitdrukking van haShem om de wereld te scheppen was dus “B’reshit” (בראשית “In begin”), en de tweede uitdrukking was: “En haShem zei: Laat er licht zijn”.
De eerste uitdrukking, B’reshit, komt overeen met het Yechidah-niveau van de ziel, dat ook bekend staat als de spirituele sfeer van “Keser”(letterlijk “Kroon” – het hoogste spirituele punt). De tweede uitdrukking, Yehi ohr (“Laat er licht zijn”), komt overeen met het Chayah-niveau van de ziel, dat ook bekend staat als de spirituele sfeer van Chochmah\wijsheid.
Uit het bovenstaande is het duidelijk en eenvoudig dat het “Chayah”-deel van de ziel overeenkomt met de kracht die bekend staat als Ohr – spiritueel licht – die wordt beschreven in de woorden “Yehi ohr”, “Laat er licht zijn”.
Het alomvattende licht dat van het ene einde van de wereld naar het andere ziet
Over dit licht zegt Chazal dat Adam het kon gebruiken om van de ene wereld naar de andere te kijken. Hoe was Adam in staat om door dit licht heen van het ene einde van de wereld naar het andere te kijken? Het simpele antwoord hierop is dat het licht zeer krachtig moet zijn geweest, waardoor hij zo ver kon zien. Vanuit een materialistisch perspectief lijkt dit een krachtige vorm van fysiek zicht te zijn, en het betekende dat Adam aan de noordkant van de wereld kon staan en kon zien wat er aan de zuidkant van de wereld gebeurde, of om het westen vanuit het oosten te zien. Dit is slechts een oppervlakkig begrip, en hoewel het waar kan zijn, is dit niet het innerlijke punt van het licht.
Het is duidelijk dat toen de wijzen onthulden dat er een licht was waarmee Adam van het ene einde van de wereld naar het andere kon zien, ze niet spraken over een superieur soort verrekijker die een afstand van duizend kilometer kon zien. In plaats daarvan definieerden ze wat het concept van dit spirituele licht was. Het was het licht van chochmah\wijsheid, dat is het “Chayah” deel van de ziel. Aangezien het concept van dit licht wordt gedefinieerd als chochmah – dat de schepping verenigt – was het daarom een visie die alles kon zien, van het ene einde van de wereld tot het andere.
Een innerlijke kijk vanuit de ziel
Het “Chayah”-deel van de ziel, dat overeenkomt met chochmah\wijsheid, is de wortel van de kracht van het denken (machshavah).
Toen de Wijzen ons openbaarden dat er een licht was dat van het ene einde van de wereld naar het andere kon zien, leerde dit ieder van ons een weg in Avodas HaShem, dat er een kracht is om van het ene einde naar het andere te kijken – door een innerlijk begrip van onze ziel, en een perspectief dat men moet werken om te verwerven.
Wat is het ding dat alles verenigt?
Laten we wat verder kijken en meer uitleggen.
- Vanuit een oppervlakkig perspectief kunnen we zeggen dat de mens veel details in de wereld ziet: veel creaties, veel acties, veel kleuren, enz. Hier is een vraag: Wat is het “ding” dat het allemaal verenigt?
Onze leraar, de Ramchal (Rabbi Moshe Chaim Luzzato) stelde vast dat de hele Schepping dient om de eenheid (jichoed) van haShem te openbaren, dat er niets in de Schepping is dat regeert buiten Hem. Dit betekent dat elke afzonderlijke actie van elk detail in de schepping bestaat om Zijn eenheid te openbaren. Dit is een korte beschrijving van de kern van zijn Tora-leringen.
Deze fundamentele leer van de Ramchal openbaart ons een belangrijk begrip over de hele schepping: dat de hele schepping verenigd is. Zonder deze regel zouden we de hele schepping zien als een stel ongelijksoortige delen en details, zonder dat er iets met elkaar verenigt.
Voorbeelden van ‘gedeeltelijke’ eenheid:
De leringen van Arizal over zielsincarnaties. [Het bovenstaande begrip van de Ramchal komt niet voor in de geschriften van de Arizal, en daarom zal men het perspectief van de Ramchal niet krijgen door alleen de woorden van de Arizal te leren]. Wanneer iemand de geschriften van de Arizal leert, ziet hij dat de Arizal het concept van gilgul (zielsreïncarnatie) bespreekt, en hij zou leren dat een bepaald persoon werd geboren met een defect in zijn hart vanwege een zonde in een vorig leven, en een andere persoon deed bepaalde daden in zijn vorige leven en corrigeerde ze in het volgende leven. Dit soort begrip is slechts een “gedeeltelijke” vorm van verenigen, omdat het alleen maar het verenigen van de verschillende levens van een persoon zou zijn.
In een ander voorbeeld legt de Arizal (in Shaar HaGilgulim) uit hoe de Neshamah van een bepaalde persoon een combinatie kan zijn van andere neshamos (en daarom kan hij meer liefde voelen voor degenen die vonken van zijn Neshamah bevatten). Dit is ook “gedeeltelijk” “verenigend”, omdat het twee delen van een nesjama verenigt, een nesjama van een kleinere wortel met een nesjama van een meer omvattende wortel.
Waarom zijn de bovenstaande twee voorbeelden slechts een “gedeeltelijke” vorm van verenigen? Het soort eenheid waar de Arizal het over heeft, is niet een soort eenheid die de hele schepping verenigt. Als de ene ziel een andere ziel liefheeft omdat de ander een vonk van zijn eigen ziel is, is de ziel van deze persoon meer verenigd met een andere, maar het verenigt niet de hele schepping met elkaar. Daarom beschrijven de leringen van de Arizal een “gedeeltelijke” vorm van verenigen in tegenstelling tot de meer allesomvattende vorm van verenigen die de Ramchal beschreef.
- De verenigende kracht van diepgaande Tora-studie.
Wanneer iemand de Tora diepgaand bestudeert, kan hij zien hoe de Tora volledig een verenigende kracht is.
Zoals de wijzen stellen, heeft haShem vanaf de tijd van de schepping huwelijken gearrangeerd. De diepte hierachter is dat haShem elke dag de kracht vernieuwt om zich te verenigen. Wanneer iemand dit perspectief heeft over de kracht van het leren van de Tora, en dat de Tora de wereld vernieuwt door de Schepping te verenigen, openbaart hij het achdus\verenigende die in de Tora is vervat.
Wanneer iemand zich inspant in de studie van de Tora, leert hij hoe hij uit elkaar kan halen en combineren, wat doet denken aan wat er gebeurde met Adam en Chavah, die eerst van elkaar gescheiden en vervolgens met elkaar verenigd waren.
Dit concept, om zaken van elkaar te scheiden en ze vervolgens te verenigen, is het innerlijke perspectief in het leren van de Tora. Net zoals een persoon vele voorbestemde echtgenoten kan hebben, zo is een persoon die de heilige Tora leert in staat om veel verschillende ‘echtgenoten’ aan elkaar te openbaren [door verschillende stukjes kennis in de Tora te combineren]. Men kan een verenigende kracht openbaren door het leren van de Tora.
Maar dit is ook een ‘gedeeltelijk’ niveau van eenwording, want het openbaart geen eenheid die de hele Schepping verenigt. Zelfs wanneer hij veel stukjes informatie verenigt wanneer hij de Tora bestudeert, onthult dit nog steeds niet dat alle kennis één enkele eenheid is.
- Eenheid van zielen.
De wortel van ons allemaal begon met de ziel van Adam HaRishon. Elke ziel was vervat in zijn ziel. Dit lijkt het punt te zijn waarop alles verenigd is. Maar zelfs deze eenheid was gedeeltelijk. Het was niet de verenigde staat van de hele schepping. De zielen van alle mensen waren vervat in de ziel van Adam, maar hoe zit het met de rest van de schepping, zoals de dieren, planten en rotsen? Adams ziel bevatte alle sociale wezens die ontstonden, waaronder alleen menselijke wezens, maar niet de andere scheppingen die niet in staat zijn om te spreken. Hoewel het zeker een meer verenigde staat was dan onze huidige, was het niet de volledige eenheid van de schepping.
En zo blijven we bij onze vraag: Waar vinden we in de schepping een kracht die allerlei soorten scheppingen kan verenigen – de niet-levenden, de planten, de dieren en de mensen?
De kracht van de “Chayah” om te verenigen
Eerlijk gezegd zijn er veel verschillende manieren waarop de hele schepping wordt verenigd. Voordat we deze manieren van verenigen uitleggen, laten we begrijpen dat het begrip van het verenigen van de hele Schepping komt vanuit het perspectief dat zich in het “Chayah” niveau van de ziel bevindt. En de “Chayah” kan op verschillende manieren worden geopenbaard.
Op de eerste dag van de schepping, toen haShem het licht schiep dat gebruikt kon worden om van het ene einde van de wereld naar het andere te kijken, is de diepte achter deze zaak dat het een middel was waardoor de hele schepping verenigd kon worden. Dus de kracht om van de ene wereld naar de andere te “zien” verwijst naar de kracht die de hele schepping verenigt, wat in werkelijkheid de kracht van de Chayah is. Het Chayah-deel van de ziel neemt de vorm aan van verschillende middelen, waaruit een eenwording van de Schepping kan voortvloeien.
Het volgende is een voorbeeld waar de Chayah in gehuld is. HaShem zei: “Alles wordt in Mijn Naam genoemd, en voor Mijn eer schiep Ik het en vormde het, en maakte het ook.” (Jes 43:4-7) Dit vers leert ons dat we in alles de heerlijkheid van haShem kunnen openbaren. Dus, door de eer van haShem in elk ding te openbaren, wordt de hele schepping verenigd.
Vergelijk het met de volgende gelijkenis. Iemand heeft meerdere kinderen in zijn huis en hij vraagt van hen allemaal of ze hem willen helpen de tafel te dekken voor het avondeten. De kinderen worden getraind om gehoorzaam te zijn en ze helpen hem allemaal met het dekken van de tafel. Elk van de kinderen doet een actie die de eer van hun vader onthult. Ze dekken allemaal de tafel om het verzoek van hun vader te honoreren. In zekere zin zijn ze allemaal verenigd in deze daad. Het is echter slechts een gedeeltelijk niveau van eenheid. Waarom? Hoewel ze allemaal een daad verrichten die hun vader eert, wordt de eenheid alleen onthuld op een niveau van acties. Het laat nog niet zien dat ze in hun essentie verenigd zijn.
Een ander voorbeeld van een verenigende kracht is chochmah, wijsheid. HaShem schiep de hele wereld met Zijn chochmah, met Zijn wijsheid, en daarom is Zijn wijsheid in alles vervat. Men kan leren hoe men de wijsheid van haShem in elk ding kan zien, en daardoor alle delen van de schepping met elkaar kan verenigen, omdat hij ziet dat ze allemaal voorbeelden zijn van HaShem’s wijsheid.
De essentiële verenigende kracht ligt echter besloten in het perspectief dat wordt bekeken door het Chayah-niveau van de ziel. Er staat geschreven: “En Hij blies een levensadem in zijn neusgaten, en de mens werd een levende ziel.” De wijzen verklaren dat “Degene die blies, blies van de Zijnen.” We moeten nadenken over deze verklaring. Wat vertelden de wijzen ons hier? Wat maakt het uit waar haShem vandaan waaide, van de Zijnen of van ergens anders?
Er zijn vele niveaus van begrip voor deze zaak, maar voor onze doeleinden is de betekenis dat net zoals haShem Eén is, Individueel en Uniek is, zo is ook de levensadem die hij in de mens blies, “van de Zijnen” – wat betekent dat haShem in de mens ‘blies’, om zo te zeggen, een kracht om te verenigen. Als de levensadem in de mens niet van “de Zijnen” zou zijn geweest, zouden we ons verhouden tot de levensadem in de mens als een andere nieuwe kracht die wordt toegevoegd aan de lijst van de vermogens van de mens. Als het gewoon een andere kracht aan de mens wordt toegevoegd, dan is het een menselijke kracht, en dit zou betekenen dat alle scheppingen in wezen van elkaar gescheiden zijn en altijd gescheiden zouden blijven. Maar omdat haShem deze kracht van “de Zijnen” in de mens blies, heeft haShem in de mens een kracht geblazen om te verenigen.
Eerder legden we uit dat het Chayah perspectief van onze ziel de hele Schepping kan verenigen, door de verschillende middelen waarin het is gehuld. Dit is door het blootleggen van de chochmah, de G’ddelijke wijsheid, die in elk ding is. Dat is een manier om de eenheid van de schepping te onthullen: de chochmah in elk ding is in feite een kledingstuk van de Chayah, en daardoor is er een eenheid van de schepping die op veel verschillende niveaus kan worden geopenbaard. Maar er is ook een meer innerlijke manier om eenheid te onthullen: door de wortel van de kracht van de Chayah te onthullen.
Het Onthullen van de Chayah: Het Ramchal’s Principe van “Het Onthullen van de Eenheid van HaShem” en het Baal Shem Tov’s Principe van de “G’ddelijke Vonk”
Het concept van het onthullen van het Chayah-deel van de ziel is waar we hetzelfde kernprincipe tegenkomen dat door de leringen van zowel de Ramchal als de Baal Shem Tov loopt.
De Ramchal stelt een principe vast dat alles in de Schepping bedoeld is om de eenheid (yichud) van haShem te openbaren. De Baal Shem Tov heeft echter een ander begrip van hoe de hele schepping is verenigd: elk ding bevat een “G’ddelijke vonk” die het bekrachtigt.
Vanuit een eenvoudig perspectief, wanneer hier niet zo diep op ingegaan wordt, lijkt het erop dat deze twee principes totaal van elkaar verschillen. Maar als we dieper kijken, kunnen we zien dat zowel het kernprincipe van de Ramchal als het kernprincipe van de Baal Shem Tov in wezen twee benaderingen zijn die het perspectief van de Chayah onthullen.
Laten we eens kijken of we dat kunnen uitleggen. Ten eerste moeten we begrijpen dat de volledige kracht tot eenheid niet te vinden is in het Chayah-niveau van de ziel, maar alleen in het Yechidah-niveau, van het woord Yachid (Individueel). Over het Chayah-niveau van de ziel, dat overeenkomt met chochmah\wijsheid, wordt gezegd: “En wijsheid, waar wordt die gevonden?” Het vers zegt dat de bron van wijsheid geworteld is in “waarvandaan?”, wat in het Hebreeuws ayin wordt genoemd, “niets”. Dit betekent dat alle wijsheid wordt gevoed vanuit ayin, en dat is hoe de wijsheid zich kan verenigen.
Dus terwijl het absolute niveau van eenwording alleen in de Yechidah te vinden is, is het chochmah (Chayah) die dat punt van eenheid onthult. Hoe openbaart de Chayah het punt van eenheid? Het wordt ofwel geopenbaard in de zin van po’el (actief stroomgebruik) of door nif’al (uiteindelijk doel van het gebruik). [Dit was de schets, en nu dan de uitleg.]
De Baal Shem Tov, die sprak over de “G’ddelijke vonk” in elk ding, had meer betrekking op het po’el-aspect, terwijl de Ramchal, die sprak over het openbaren van de eenheid van HaShem, meer betrekking had op het nif’al-aspect. Ten diepste vullen deze twee gezichtspunten elkaar echt aan en horen ze bij elkaar. Het principe van Ramchal en het principe van Baal Shem Tov zijn dus niet twee leringen die volledig los van elkaar staan. Het is hetzelfde principe, maar de Ramchal beschrijft het in termen van nif’al (uiteindelijk doel van het gebruik), terwijl de Baal Shem Tov het beschrijft in termen van po’el (actief huidig gebruik).
We zullen deze woorden nu uitleggen.
De definitie van de Baal Shem Tov is dat er een “G’ddelijke vonk” in elk ding is die het in stand houdt. Ten eerste, laten we duidelijk begrijpen dat deze “G’ddelijke vonk” geen verdeeldheid heeft, want G’ddelijkheid kan niet worden verdeeld. G’ddelijkheid is een totale staat van eenwording, die zich niet in delen verdeelt. Daarom kan het concept dat er een G’ddelijke vonk in elk ding is, niet betekenen dat er miljoenen van deze vonken zijn en dat elke schepping een van deze vonken heeft die het in stand houdt. Het is eerder één vonk die elke schepping verlicht en die elk van hen in stand houdt.
Het kan vergeleken worden met de volgende gelijkenis. De zon verlicht de wereld. De zon is één geheel, maar haar licht verspreidt zich over de hele wereld. De zon zelf wordt niet verdeeld. Dezelfde zon die in Israël schijnt, is dezelfde zon die schijnt in de westelijke delen van de wereld, evenals in de verre oostelijke delen van de wereld. Dus, de “G’ddelijke vonk” die in elke persoon is, ook wel “bot van de Shechinah” genoemd, is allemaal dezelfde vonk die in alle mensen wordt gevonden, in tegenstelling tot het te begrijpen als zijnde vele verschillende vonken, chas v’shalom (HaShem verhoede).
Net zoals Eliyahu HaNavi tien bris-evenementen tegelijkertijd kan bijwonen, en we niet zeggen dat er tien Eliyahu HaNavis zijn, maar we begrijpen het als een spirituele kracht die op veel plaatsen tegelijk kan worden geopenbaard, zo kunnen we begrijpen dat de “G’ddelijke vonk” in elke persoon allemaal een uitdrukking is van dezelfde vonk. De “G’ddelijke vonk” is dus een “verenigende” kracht.
Laten we nog een stap dieper kijken naar dit begrip. Op een eenvoudig niveau is deze “G’ddelijke vonk” die ieder van ons en alle scheppingen ondersteunt, één kracht die in alle scheppingen wordt gevonden, dus het is een kracht die de hele schepping verenigt. Wat we echter moeten begrijpen is: Waarom moet deze vitaliteit geopenbaard worden in de scheppingen, terwijl haShem al Zijn scheppingen uit een andere bron kan laten bestaan? Ter illustratie: het is tegenwoordig bekend dat er microscopisch kleine cellen zijn die in stand worden gehouden door de energie van de zon.
Het moet zo zijn dat de “G’ddelijke vonk” die elke schepping in stand houdt, er is zodat er een geopenbaarde eenheid is in alle scheppingen. Vanuit dat perspectief zijn alle creaties verenigd. Dit betekent dat ik vanuit mijn privé-perspectief gescheiden ben van alle andere creaties. Wat verenigt mij dan met alle andere creaties? Het is de “G’ddelijke vonk” die in mij gevonden wordt. Het is in alles te vinden, en het is één enkele vonk die alles tegelijk in stand houdt – en die het verenigende punt van alles is.
In tegenstelling tot het bovenstaande, zegt de visie van Nif’al (het uiteindelijke doel van het gebruik) dat de “G’ddelijke vonk” die elke persoon in stand houdt, hem onbewust controleert en leidt. Het directe gevolg van dit principe is dat alle handelingen die ik doe een openbaring zijn van hoe haShem mij ondersteunt. Dit is het geheim achter de leringen van de Ramchal, die uitlegde dat alles in de schepping bestaat om de eenheid van haShem te openbaren. Dit is een zienswijze, het perspectief van ni’fal, van het uiteindelijke doel van het gebruik, want het is hoe de “G’ddelijke vonk” in mij wordt geactiveerd en Zijn eenheid openbaart.
De Baal Shem Tov spreekt dus vanuit de zin van po’el (actieve huidige zin), want de “G’ddelijke vonk” die elk ding in stand houdt, is de verenigende kracht die in mij wordt gevonden. Het resultaat hiervan is [het perspectief van de Ramchal] dat, aangezien er een “G’ddelijke vonk”is die actief in mij werkt, alle acties die ik doe dienen om de eenheid van haShem te onthullen [dit is het nifale, uiteindelijke doel van de rol van de “G’ddelijke vonk”].
Daarom, vanuit een dieper begrip, zijn de leringen van de Ramchal en de leringen van de Baal Shem Tov in werkelijkheid één en dezelfde. De Ramchal sprak over de externe dimensie van de eenheid, vanuit de po’el (het huidige actieve gebruik) van de “G’ddelijke vonk”, die gaat over hoe de eenheid actief wordt geopenbaard, door de acties van elke schepping. De Baal Shem Tov sprak over de meer innerlijke dimensie van de eenheid, het perspectief ervan, namelijk dat er een verenigende kracht [de “G’ddelijke vonk” genoemd] in ons wordt gevonden.
De Wortel Van De Eenheid Zit In G’ddelijkheid
Het Chayah-deel van de ziel is dus de openbaring van de verenigde staat van de Schepping, geopenbaard in elk van de creaties. Zoals uitgelegd, is het perspectief van de Chayah niet het volledige niveau van eenheid dat in de ziel kan worden gevonden.
We definieerden deze eenheid door te begrijpen dat ieder van ons de “G’ddelijke vonk” bevat die alle scheppingen ondersteunt. Er zijn twee lagen in deze eenheid: een externe laag, die in de persoon te vinden is, en een innerlijke laag, die de “G’ddelijke vonk” is die ons ondersteunt.
Deze eenheid komt niet voort uit het beeld van onszelf. Vanuit het gezichtspunt van ons privé-zelf is er geen eenheid met de rest van de scheppingen. Alleen vanuit het gezichtspunt van de “G’ddelijke vonk” die mij ondersteunt, is er een perspectief van een verenigde Schepping.
We leggen het uit.
Een mens bestaat uit een ziel en een lichaam. De Baal Shem Tov definieerde drie niveaus van bestaan – het eerste dat Olamos (letterlijk “Werelden”) wordt genoemd, dat overeenkomt met het fysieke lichaam, en een tussenliggend niveau dat Neshamos (letterlijk: Zielen) wordt genoemd, dat overeenkomt met de ziel [het ware zelf, dat zich boven de fysieke laag van ons bestaan bevindt], en het hoogste niveau is Elokus, “G’ddelijkheid”, “Geest”.
Vanuit het perspectief van ons fysieke lichaam is er geen verenigde staat met de Schepping, en meer nog, het is een staat van afscheiding van alle andere creaties.
Vanuit het perspectief van de ziel is er een gedeeltelijk niveau van eenheid met ons en met alle andere Scheppingen, maar het is niet het absolute niveau van eenheid. Dit komt omdat, hoewel alle zielen in het Joodse volk één eenheid zijn, er 70 naties van de wereld zijn die niet verenigd zijn met het Joodse volk, dus de eenheid is niet compleet. Zelfs als we alle naties samen zouden verenigen, zou het nog steeds niet de rest van de scheppingen verenigen, waaronder dieren, planten en niet-levenden.
Het absolute niveau van eenheid met de Schepping is alleen vanuit het perspectief van het punt van “G’ddelijkheid” dat in alle scheppingen te vinden is. Dat is in wezen de Chayah die in ons is. Met de hulp van HaShem, wanneer we leren over het Yechidah-niveau van de ziel, zullen we leren over een nog dieper niveau van eenheid. Daarom zeiden we dat vanuit het perspectief van de Chayah, de eenheid van de Schepping wordt geopenbaard door de “G’ddelijke vonk” die in alle scheppingen woont.
Het onthullen van de “Chayah” in de geest en het hart – door uw bron van vitaliteit te kennen en te voelen
Tot nu toe hebben we de rol van de Chayah uitgelegd. Nu zullen we proberen uit te leggen hoe we dit in ons kunnen openbaren, dat wil zeggen, hoe we een openbaring kunnen bereiken van de Chayah die in ieder van ons is.
Zoals met al het andere, zijn er altijd twee niveaus te bereiken: een intellectuele verbinding met de zaak en een hartverbinding met de zaak. Dit is gebaseerd op het vers: “En gij zult het heden weten, en gij zult het op uw hart bevestigen.” (Deut. 4:39) We moeten eerst een zaak in ons intellect brengen en het dan in ons hart. Het intellectuele niveau van het onthullen van de Chayah is wanneer we alles leren wat er over dit onderwerp is, en het hartniveau is wanneer we ons begrip van deze zaak hebben aangescherpt tot het punt dat we het duidelijk in het hart voelen.
Laten we elk van deze stadia in meer detail uitleggen: hoe we de Chayah kunnen openbaren door herkenning van het intellect, maar ook door de herkenning van het hart.
Intellect: Het “intellect” niveau van het onthullen van de Chayah is wanneer men weet wat zijn bron van vitaliteit is. Dit verwijst niet naar een louter intellectueel niveau van kennis, maar door middel van een “daas” van deze materie, zoals de Tanya daas uitlegt, dat is wanneer iemand zijn geest met de materie verbindt. In onze eigen termen noemen we dit “bewustzijn” (in het Hebreeuws, mu-da-ut).
In het ochtendgebed zeggen we dat haShem “in Zijn goedheid, elke dag voortdurend, de scheppingsdaad vernieuwt”. Waarom? De diepte ervan is omdat de wereld elk moment haar vitaliteit ontleent aan de totale eenwording van de Schepping. We moeten dit concept eerst op een intellectueel niveau identificeren, en het zal niet voldoende zijn om alleen het bovenstaande ochtendgebed te reciteren. In plaats daarvan moeten we het goed herkennen door erover na te denken. Men moet tot een duidelijke intellectuele erkenning komen: “Wat is het dat mijn leven elk moment in stand houdt? Het is de G’ddelijke eenheid die in mij gevonden wordt.”
Hart: De avodah op het niveau van het “hart” is om te proberen de innerlijke bron van onze energie (die de Schepper is) te voelen.
Ieder mens kan voelen dat hij leeft, maar als hij er nooit bij stilstaat dat hij verschillende wereldse belangen nastreeft, voelt hij zijn bestaan niet. Als hij even pauzeert van wat hij aan het doen is, kan hij voelen dat hij leeft. Maar zelfs als iemand zichzelf eraan herinnert dat hij leeft, denkt hij misschien niet na over de bron van zijn leven en hoe hij in leven wordt gehouden. Hij staat alleen in contact met het resultaat van zijn leven – en niet met de wortel van zijn leven.
Vergelijk dit met iemand die de kraan aanzet en stromend water heeft. Hij staat er niet bij stil waar het water vandaan komt, of het uit het IJsselmeer komt, of uit een bron in de Alpen, of uit de Elzas. In het beste geval, als hij het water drinkt, kan hij zien of het uit een schone bron komt of uit een vuile bron. Maar terwijl het water uit de kraan stroomt, denkt hij niet na over waar het water eigenlijk vandaan komt. Hij kijkt alleen naar de kwaliteit van het water – de resultaten – maar niet naar de werkelijke bron van het water.
Wanneer we hier spreken over de noodzaak om ons te verbinden met de Chayah in de ziel, is het niet genoeg om alleen de resultaten van onze Chayah te voelen, wat alleen maar het gevoel is dat je leeft. In plaats daarvan moeten we ons verbinden met de innerlijke bron van onze Chayah – om te voelen waar de Bron van onze energie vandaan komt.
Uw persoonlijke bron van vitaliteit kennen – in actie, emotie en gedachte
Het Chayah-deel van de ziel is in wezen het punt waar we chiyu’s \ vitaliteit vandaan halen. Als een persoon zijn diepste punt wil bereiken, wat de wortel van het leven is, het punt waar G’ddelijkheid is – zoals de Baal Shem Tov zei, dat ieder persoon een punt van G’ddelijkheid in zich heeft dat hem ondersteunt – kan men niet direct naar dit innerlijke punt springen. In plaats daarvan moet een persoon eerst zijn meer externe bronnen van chiyus identificeren – de vitaliteit die hij krijgt van bepaalde acties, van bepaalde emoties en van bepaalde gedachten.
Wanneer iemand dit pad bewandelt, ontvangt hij in de eerste plaats een “heldere wereld” in zich. Zoals eerder uitgelegd, kan een persoon nooit 100% duidelijkheid krijgen, maar men kan zeker een duidelijker begrip krijgen, in de mate dat hij duidelijk is geworden over wat hij wil.
Wanneer een persoon een gevoel van ontevredenheid over het leven voelt en hij niet weet hoe hij moet identificeren wat hem vitaliteit geeft, zal hij niet weten hoe hij de leegte moet vullen. Daarentegen, als iemand weet wat hem vitaliteit geeft, heeft hij op zijn minst een ‘adres’ van waar hij heen moet. Vergelijk dit met iemand die geen melk meer in huis heeft, maar hij weet een winkel in de buurt waar hij melk kan krijgen. Wanneer een persoon een leegte in zichzelf voelt, zolang hij weet waar hij heen kan gaan om chiyus vandaan te halen, zal hij in staat zijn om zichzelf te helpen, omdat hij duidelijk is over waar de bron van zijn chiyus is.
We kunnen misschien wel zeggen dat voor bijna alle mensen niet duidelijk is waar ze vitaliteit vandaan halen. In plaats daarvan nemen ze het leven zoals het komt. Maar je hebt innerlijke helderheid nodig over welke acties me vitaliteit geven, welke emoties of middo’s me vitaliteit geven, en wat voor soort gedachten me vitaliteit geven.
Als iemand op deze manier duidelijk over zichzelf wordt, wint hij enorm. Ten eerste zal hij in staat zijn om terug te keren naar een bron van vitaliteit wanneer hij een stressvolle periode of ontevredenheid in zijn leven doormaakt. Sterker nog, wanneer hij betrokken is bij de activiteit\emotie\gedachte die hem vitaliteit geeft, zal hij er nog meer vitaliteit uit ontvangen dan voorheen, nu het hem duidelijker is geworden dat het hem vitaliteit geeft.
Waarom is dat zo? Totdat hij duidelijk wordt over waar hij vitaliteit vandaan haalt, kunnen we zijn leven vergelijken met de zon op een bewolkte dag, die niet kan schijnen. Wanneer hij duidelijk maakt wat zijn bron van vitaliteit is, is het alsof hij de ‘wolken’ van verwarring verwijdert die zijn ziel bedekken, waar de ‘zon’ in zijn ziel nu sterk kan schijnen. In de woorden van de Gemara is er een terminologie gevonden: “Als de zaak u duidelijk is als de zon.” Hoe bereikt een mens een niveau van helderheid dat zo helder is als de zon? Door de obstakels weg te nemen en aan de kant te leggen, hebben we een opening gecreëerd en nu kan de materie helder in de ziel schijnen.
Wanneer een persoon duidelijk maakt waar hij vitaliteit vandaan haalt op het gebied van actie, emotie en denken, geeft deze helderheid hem een extra uitbarsting van vitaliteit op die gebieden waar hij al vitaliteit vandaan haalde, omdat hij nu duidelijker is geworden over zijn vitaliteit op deze gebieden.
Hoewel we discussiëren over deze kwestie in relatie tot het onthullen van het Chayah-deel van de ziel, kunnen we allemaal begrijpen dat dit de implicatie is van de woorden van een van de wijzen: “Je ziet een heldere wereld.” Waar haal je vitaliteit vandaan? Waar krijg je energie van? Als je leeft met helderheid! Een mens moet herkennen waar hij vitaliteit vandaan haalt. Het innerlijke resultaat hiervan zal zijn dat een persoon een innerlijke stroom van vitaliteit in zich zal onthullen. Wanneer iemand daarentegen niet identificeert wat hem vitaliteit geeft, kan hij geen innerlijke bron van vitaliteit in hem identificeren.
Ieder mens maakt veel verschillende dingen mee waar hij vitaliteit uit haalt, maar hij identificeert het niet altijd. Als hij het niet identificeert, verbindt hij zich er niet mee, omdat hij zich er niet van bewust is dat het hem vitaliteit kan geven. Vergelijk dit met iemand die water tegenkomt en hij drinkt eruit, en hij is zich er niet van bewust dat het water echt uit een ondergrondse bron komt. Zijn ervaring met dit water is bij lange na niet wat het had kunnen zijn, omdat hij denkt dat hij drinkt uit wat opgevangen regenwater, in plaats van uit een bron.
Zo is het ook met een mens. Zolang een mens nog geen innerlijke verheldering met zichzelf heeft gedaan, zelfs als hij een innerlijke energiebron voor zichzelf aanraakt, zal hij het niet voelen, dus zal hij er geen revitaliserende energie aan ontlenen. Wanneer iemand daarentegen duidelijk wordt over waar hij vitaliteit vandaan haalt, zal hij voelen dat hij een persoonlijke bron van energie voor zichzelf aanraakt wanneer hij die tegenkomt, en dan zal hem/haar er nieuw leven door worden ingeblazen.
Zich levend voelen
Ieder van ons heeft een bepaald pad, dat kan worden gebruikt als een middel om verbinding te maken met de wortel van onze persoonlijke energiebron. Wanneer een persoon zich verbindt met de bron van vitaliteit in zijn actiegebieden, emoties en gedachten, zal hij plotseling voelen dat hij tot leven is gekomen. Hij is duidelijker over waar hij zijn vitaliteit vandaan haalt en daarom kan hij zich op deze bron van vitaliteit richten en voelen dat dit is waar zijn vitaliteit vandaan komt. Het is niet alleen dat het resulteert in het gevoel levendiger te zijn – het is eerder een gevoel van een innerlijke openbaring, die mekor haneviah (innerlijke bron van energie) wordt genoemd.
Het is moeilijk om dit verder in woorden uit te drukken. We moeten begrijpen dat de betekenis van een “levend persoon” een zeldzaam fenomeen is in de wereld van vandaag. Veel mensen ontvangen vitaliteit, maar ze ontvangen het niet van de mekor haneviah, van een innerlijke bron van vitaliteit. Als we kijken naar waar de meeste mensen vitaliteit vandaan halen, dan is dat ofwel door verschillende verlangens van deze wereld, zoals voedsel, enz., of door het ontvangen van een beetje eer. Maar deze vormen van genot zijn geen innerlijke bron van vitaliteit.
Iemand kan zijn hele leven bezig zijn met Tora-studie, maar hij heeft nog niet eens een innerlijke bron van chiyus in zichzelf aangeraakt! Waarom? Hij leert de Tora omdat hij weet dat er een mitswa is om de Tora te leren, of omdat hij verplicht is om Shas (ultra orthodoxe leer) te kennen, of omdat hij de halachos (Joodse wetten en regels) moet kennen. Hoewel dat allemaal waar is, waar is hij “hij” te midden van dit alles? We vragen: “En geef ons een deel in Uw Tora” – waar is het persoonlijke deel van deze persoon in de Tora? Iemands persoonlijke aandeel in de Tora dient als zijn vitaliteit bij het leren van de Tora.
De wijzen stellen dat er 600.000 letters in de Thora zijn, parallel aan de 600.000 zielen van het Joodse volk. Elke persoon heeft dus een persoonlijke bron van vitaliteit in de Tora, en hij moet die openbaren. Als iemand nooit zijn persoonlijke bron van vitaliteit in de Tora onthult, zal hij nooit zijn persoonlijke deel in de Tora bestuderen. Het zijn niet alleen de mensen op straat die echte vitaliteit in hun leven missen. Zelfs een persoon die in de tenten van de Tora zit en ondergedompeld is in een diepe studie van de Tora, zal ware vitaliteit in zijn leven missen als hij nooit enige innerlijke verheldering met zichzelf heeft gedaan.
Hoewel de Tora “Tora van het leven” wordt genoemd, en we van de Tora zeggen: “Want zij (de woorden van de Tora) zijn ons leven”, betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat het Tora-leren van een persoon voortkomt uit zijn innerlijke bron van vitaliteit. Wanneer een persoon geen vitaliteit krijgt van de innerlijke bron, mist hij de wortel van zijn chiyu’s, omdat hij de innerlijke wortel van zijn chiyu’s niet aanraakt, en als gevolg daarvan zullen de chiyu’s die hij ontvangt van zijn Tora-leren slechts minimaal zijn.
Samengevat van het openbaren van de Chayah door middel van de kleding van de ziel
Het bestuderen van het Chayah niveau van de ziel begint met het in contact komen met de “kledingstukken” van de Chayah, die actie, emotie, gedachte zijn. Daarna kan een persoon het begrip van de Chayah bereiken, wat zijn innerlijke bron van vitaliteit is. Van daaruit kan men doorgaan met het onthullen van de Bron van het leven die hem van binnenuit ondersteunt.
Als iemand het stadium van het onthullen van zijn eigen innerlijke vitaliteitsbron overslaat, zal hij niet in staat zijn om de Bron in hem te onthullen die zijn energie in stand houdt. Eerst moet men de wortel van zijn energie bereiken, en nadat men die heeft aangeraakt, moet men de wortel van zijn vitaliteitsbron nagaan, het licht van haShem, de “Oneindige”, die de bron van zijn energie in stand houdt. Het licht van haShem, de “Oneindige”, is in elke persoon gehuld, in het “verenigende punt van de schepping” dat in elke persoon aanwezig is, zoals uitgelegd in het begin van dit hoofdstuk.
We moeten begrijpen dat het onmogelijk is om deze stap over te slaan. Pas nadat een persoon de bron van zijn eigen persoonlijke energie heeft onthuld, kan hij de wortel van zijn energiebron onthullen, de “Oneindige”, de “G’ddelijke vonk” die iemands Nesjama in stand houdt.
We moeten begrijpen dat als een persoon niet heeft geïdentificeerd waar hij vitaliteit vandaan haalt in zijn acties, emoties en gedachten vanuit een zeer oppervlakkige plaats zullen handelen. Wanneer hij in- en uitademt, zal hij de bron van zijn ademhaling niet aanraken, omdat hij de bron niet herkent waar hij zijn vitaliteit vandaan haalt.
Pas nadat een persoon zijn bron van chiyus\vitaliteit\energie herkent, kunnen zijn handelingen van in- en uitademen hem naar de bron brengen, want hij kan in hem voelen wat zijn bron van vitaliteit is, dus zal hij in- en uitademen vanuit een innerlijke plaats.
Een alternatieve manier om de chayah te onthullen – door de kleding van de ziel te verwijderen
Tot nu toe hebben we over de innerlijke manier geleerd [van het onthullen van het Chayah deel van de ziel] waarop een persoon zijn innerlijke bron van energie/vitaliteit onthult, en we zagende manier waarop iemand die kan onthullen. Er is ook een alternatieve manier om de innerlijke bron van energie/vitaliteit in ons te onthullen, wat een totaal tegenovergestelde benadering is dan degene die we tot nu toe hebben uitgelegd.
We hebben tot nu toe uitgelegd hoe de Nefesh-, Ruach– en Neshamah-niveaus van de ziel onder het Chayah-niveau van de ziel liggen en dienen als “kledingstukken” voor de Chayah. Tot nu toe hebben we de benadering gekozen dat we de Chayah kunnen bereiken door middel van de “kledingstukken”, wat betekent dat we, door te identificeren waar we vitaliteit vandaan halen op het gebied van actie, emotie en denken, de bron van de vitaliteit kunnen bereiken. Deze benadering onthult de bron van iemands vitaliteit door de drie kledingstukken waarin het is gehuld. Er is echter ook een tegenovergestelde avodah (haShem dienen/ werken) dan deze: het afleggen van deze kledingstukken, waardoor men leert hoe men zich kan scheiden van zijn daden, emoties, en daardoor de “Chayah” kan onthullen.
Om iets te identificeren, zijn er twee manieren. Of we kunnen het identificeren aan de hand van de kledingstukken waarin het is gehuld, of door het direct te onthullen. Laten we ter illustratie zeggen dat we iemand op straat tegenkomen die we maar één keer eerder hebben ontmoet, en we weten niet meer hoe hij eruit ziet. Hoe kunnen we hem herkennen? We kunnen hem vragen wat hij droeg de laatste keer dat we hem ontmoetten, zoals welke kleur zijn jas had, enz. Een meer innerlijke herkenning van hem zou zijn als we ons zijn gelaatstrekken kunnen herinneren.
We kunnen de persoon dus herkennen aan de hand van uiterlijke kenmerken zoals zijn lichaamsbouw, stem, manier van lopen of kledingstijl, of we kunnen hem herkennen aan het gezicht. Hem herkennen aan het gezicht is de meer innerlijke manier om hem te identificeren, omdat de wijsheid van een persoon op zijn gezicht staat: “De wijsheid van de mens verlicht zijn gezicht.” Wijsheid (chochmah) komt overeen met het Chayah-niveau van de ziel.
Het punt dat we hieruit willen halen is dat wanneer we de Chayah willen openbaren, we het op twee manieren kunnen openbaren. (1) We kunnen het openbaren door middel van zijn klederen, die de handelingen, emoties en gedachten zijn, zoals we hebben uitgelegd; Door [onze vitaliteit bloot te leggen] op die gebieden, kunnen we daardoor de bron van de vitaliteit van de handelingen, emoties en gedachten bereiken, die zich daarboven bevindt. (2) Als we een tegenovergestelde benadering volgen, kunnen we als alternatief de Chayah onthullen door de handelingen, emoties en gedachten te ontdoen, wat op zijn beurt hun bron – de Chayah – onthult.
“Ohr Makif” – Het uitzicht van buiten het zelf
In wezen valt het Chayah-deel van de ziel derhalve in de categorie van “omhullende kracht” (makif). De Nefesh bevindt zich in de lever, de Ruachbevindt zich in het hart en de Neshamah woont in de hersenen. De Chayah omhult de persoon van “buitenaf” en heeft geen ruimte in het lichaam. Om ervoor te zorgen dat een persoon de Chayah openbaart, kan hij het bereiken door middel van de kleding van de Chayah, of hij kan het bereiken door de Chayah rechtstreeks te onthullen.
Zoals we hebben uitgelegd, komt de Chayah overeen met “makif”, een blik vanuit de omgeving van de persoon die een breder, meer inclusief perspectief kan zien. Het is een manier om een zaak van buitenaf te bekijken. Men kan leren zichzelf van “buitenaf” zelf te zien. Op deze manier leert hij zich te identificeren met de visie van zijn Chayah.
Als iemand wil wennen aan het uitzicht vanuit zijn Chayah en een breder, “buitenstaander” perspectief op de dingen wil ontvangen, kan hij hier een idee van krijgen door een foto van zichzelf te maken en ernaar te kijken. Wanneer iemand naar zichzelf kijkt, kijkt hij gewoonlijk naar zichzelf van “binnenuit”, maar door naar een foto van zichzelf te kijken, is het alsof hij zichzelf van “buitenaf” ziet. Hij kan zichzelf ineens op een nieuwe manier zien.
Dit is vooral het geval in de huidige tijd, waarin een persoon een video van zichzelf kan bekijken, niet alleen kijkend naar hoe hij eruitziet, maar ook hoe hij beweegt, hoe hij handelt en hoe hij praat. Op deze manier kan een persoon in wezen leren zichzelf te bekijken vanuit het oogpunt van een buitenstaander. Als iemand vijf minuten de tijd neemt om een video van zichzelf te bekijken, zal hij zich realiseren dat er twee verschillende manieren zijn om zichzelf te bekijken – van binnenuit en van buitenaf – en hij zal leren hoe hij zichzelf vanuit een heel ander punt kan bekijken.
Er is een perspectief dat van binnenuit komt, en een perspectief dat van buitenaf komt. Men kan een zaak van binnenuit bekijken, of men kan een zaak bekijken door buiten zichzelf te treden. De Ramban adviseert dat wanneer een persoon ergens over twijfelt en het moeilijk voor hem is om te beslissen wat hij moet doen, omdat hij zich aangetrokken voelt tot beide opties, hij zich moet bezighouden met Tora-studie, totdat het licht van de Tora hem beïnvloedt om te voelen dat hij nu objectiever over de opties kan denken. Dan kan hij op de juiste manier kiezen tussen de opties, zijn keuzes zorgvuldig afwegen, zonder zich bijzonder aangetrokken te voelen tot een van hen. Dit werd ook gezegd door de Baal Shem Tov.
De diepte achter dit advies is dat wanneer iemand een zaak van binnenuit bekijkt, hij vast kan zitten in zijn eigen gezichtspunt, zodat hij de dingen niet altijd helder en objectief kan zien. Als hij buiten zijn gezichtsveld treedt en in plaats daarvan de zaak bekijkt alsof hij een buitenstaander is, kan hij de zaak duidelijker zien, alsof hij het van bovenaf bekijkt.
Ter illustratie wordt er een verhaal verteld dat een van de chassidim naar de Kotzker Rebbe kwam en vroeg: “Hoe komt het dat mensen met de Rebbe over financiële zaken komen praten, terwijl de Rebbe nog nooit eerder met geld te maken heeft gehad?” De Kotzker Rebbe was vele jaren erg afgezonderd van de rest van de wereld, wat de vraag nog sterker maakt. Hoe begreep hij van geld, als het niet zijn vakgebied was? De Kotzker antwoordde: “Dat is precies waarom. Je zit binnen het bedrijfsleven, dus je kunt die zaken niet helder zien. Ik sta erbuiten, dus ik kan het duidelijker zien.”
Door een zaak van “buitenaf” te bekijken, kan iemand deze duidelijker zien. Ons probleem is dat we een zaak meestal van binnenuit bekijken, en als we dan twijfelen over hoe we iets moeten beslissen, voelen we ons vooral aangetrokken tot het kiezen van een bepaalde optie, waardoor onze geest de situatie niet objectief kan zien. Dit gebeurt omdat we vastzitten in onze eigen visie, dus we zien de zaak niet met helderheid. Dat is de reden waarom de Ramban het betrokken raken bij Tora-studie adviseerde, nadat twijfels ons zijn binnengekomen, die alle persoonlijke motivaties die we hebben kan wegnemen, wat ons in staat stelt om buiten ons eigen gezichtspunt te stappen en de zaak vanuit het standpunt van een buitenstaander te bekijken. Wanneer je de zaak bekijkt alsof je een buitenstaander bent, kun je het duidelijker zien en dan kun je goed kiezen tussen verschillende opties.
In onze kringen is het de gewoonte dat wanneer een persoon een twijfel die hij heeft wil oplossen, hij naar een rabbijn gaat met zijn vragen en om advies vraagt. Dit is precies het idee om de zaak van buitenaf te bekijken. Iemand kan ook in staat zijn om tot een antwoord op zijn twijfels te komen door gewoon alleen met zichzelf te zitten en dan te proberen de zaak van buitenaf te zien, door buiten zijn eigen gezichtsveld te treden. Dit wordt ook beschouwd als het vragen aan een andere persoon. Waarom? Hij heeft de zaak vanuit zijn eigen gezichtspunt verlaten, en zodra hij zijn kijk op de zaak verlaat, bekijkt hij haar vanuit een andere plaats in de ziel – hij wordt niet langer in zijn eigen perspectief gevonden, en in plaats daarvan bekijkt hij de materie vanuit de buitenkant ervan.
We kunnen hier een voorbeeld van geven. Een persoon twijfelt of hij een bepaald item moet kopen of niet. Hoe kan hij beslissen? Het eerste basisadvies dat we hiervoor kunnen geven, is dat hij zich kan voorstellen dat zijn broer of een vriend hem precies dezelfde vraag stelt: “Moet je het kopen of niet?” En dan zou hij moeten bedenken wat zijn broer of vriend hem zou antwoorden.
Hoe gaat dit in zijn werk? Het is omdat zolang je het identificeert als jouw probleem, je erin wordt vastgehouden en je het niet objectief kunt zien. Maar wanneer je “jouw” probleem verlaat en het in plaats daarvan bekijkt alsof het niet je eigen probleem is, maar gewoon iets waar iemand anders je naar vraagt, bekijk je de zaak van buitenaf, waar er een duidelijker beeld is.
Er kunnen veel voorbeelden worden gegeven die dit idee illustreren, maar het punt moet duidelijk zijn: men kan het vermogen verwerven om zijn eigen kijk op een zaak te verlaten en deze in plaats daarvan van buitenaf te bekijken. Men kan zijn blik van binnenuit verlaten en in plaats daarvan een zaak van buitenaf bekijken.
De “Chayah” direct onthullen: de “ik” verlaten
Als je diep nadenkt over deze benadering, zul je ontdekken dat dit in wezen de manier is om de Chayah te onthullen, niet door middel van zijn “kledingstukken” (actie, emotie en gedachte), maar door de “kledingstukken” te verlaten. Men kan zichzelf vinden door te voelen dat een zaak geen verbinding met hem heeft, en als hij er niet mee verbonden is, kan hij het van buitenaf zien. Deze innerlijke verschuiving van perspectief wordt hafshatah genoemd, “afstoten” [alt. “verwijderen” of “onthechting”].
In deze benadering onthul ik de Chayah niet door middel van de kledingstukken, maar door het perspectief dat elke materie, actie, emotie of gedachte niet relevant voor mij is, en in die mate zal ik in staat zijn om de bron van de vitaliteit van de materie te zien. Als ik de bron van de vitaliteit van de materie zie, kan ik zien hoe het zich heeft uitgebreid.
Dit zijn in de diepste zin de woorden van Chazal: “Ik heb b’nei aliyah (zij die spiritueel opstijgen) gezien, en zij zijn met weinigen.” De b’nei aliyah zijn degenen die door Yeshua zijn vrijgekocht door hun Emoenah in Hem/haShem. Aan de ene kant is er een avodah van een persoon om een ben aliyah te zijn, iemand die boven in het spirituele verblijft, op een meer permanente basis. Dit wordt ook vaak aangeduid als het “wandelen in de Ruach haKodesh”. Zoals de Baal Shem Tov zei, moet men voornamelijk leven boven in het spirituele, en soms moet hij afdalen naar de materialistische delen van het leven, voor praktische doeleinden, als iemand die op een zolder woont en slechts af en toe naar beneden komt op de begane grond van het huis. Aan de andere kant moet een persoon ook in staat zijn om met de materialistische delen van het leven om te gaan, wanneer dat nodig is.
Dit komt overeen met de twee manieren waarop we het Chayah-deel van de ziel onthullen – we kunnen de Chayah bereiken door middel van zijn kleding, of door zijn kleding af te leggen. Wanneer we de eerste benadering gebruiken – toegang krijgen tot de kledingstukken – is het een afdaling in ons ‘ik’, waar we in contact komen met de persoonlijke acties, emoties en gedachten die ons chiyus/vitaliteit geven. Daarnaast heeft men ook een overeenkomstige avodah om te leren hoe men een zaak van buiten hem kan zien. Hierin ligt de wortel van de innerlijke avodah van een persoon om uit zichzelf te komen – om in staat te zijn zijn eigen “ik” te verlaten.
Het verwijderen van de “Ik”
We hebben het hier over de avodah, de innerlijke taak van een mens om zijn ani, zijn ‘ik’, te verwijderen. Er is een vers in de Tora, “Ik sta tussen haShem en tussen jullie”, wat door de sefarim hakedoshim wordt uitgelegd als dat het “ik” van een persoon een barrière is tussen hemzelf en de Schepper. (De sefarim hakedoshim beschrijven op beroemde wijze een hiërarchie van de natuur, een piramide met het levenloze aan de basis en Israël aan het hoogtepunt.) De avodah van een persoon is het verwijderen van dit ‘ik’, en de avodah die we tot nu toe noemden, is de manier om het ‘ik’ te verwijderen.
Men moet heen en weer gaan tussen de toestand van zijn ‘ik’ en de toestand van het verwijderen van het ‘ik’. Aan de ene kant moet men identificeren welke soorten acties, emoties en gedachten hem vitaliteit geven. Dit is de staat van zijn ‘ik’, want het intensiveert het ‘ik’ door de aandacht te richten op zijn persoonlijke bronnen van vitaliteit. Naast het kennen van zijn persoonlijke bronnen van vitaliteit, moet men in staat zijn zichzelf van buiten het zelf te zien. In die toestand haalt het ‘ik’ nergens vitaliteit vandaan, omdat het zich buiten het ‘ik’ bevindt.
Daarom moet men zichzelf trainen in deze twee verschillende manieren van kijken – hij moet eraan wennen om een zaak zowel van binnenuit als van buiten zichzelf te zien. En om iemand zijn werkelijke ‘ik’ te laten zien, moet hij zichzelf van buiten het zelf zien. We hebben hier een diep punt toegevoegd.
Tot nu toe hebben we uitgelegd dat als iemand de Chayah wil onthullen, hij dit kan doen door de “kledingstukken” te onthullen, of door de “kledingstukken” (hafshatah) te verwijderen. Nu hebben we uitgelegd dat wanneer iemand het tweede pad gebruikt, hafsjata, hij moet leren zijn “kleding” op een andere manier te zien, door zijn “ik” vanuit een ander gezichtspunt te zien [een blik van buiten het zelf, een toestand waarin er geen besef van het “ik” is].
Constante D’veykus (nabijhied, gehechtheid) met de Schepper
Hoe komt het dat bijna niemand met een hoger bewustzijn leeft? Zelfs bij de weinigen die wel bewustzijn hebben, is het slechts op een gedeeltelijk niveau en gaat het snel verloren. Alleen de tzaddikim (gerechtvaardigden) leven met constante d’veykus met de Schepper op elk moment.
Hoe komt het dat bijna alle mensen zich niet in een staat van constante d’veykus bevinden, maar slechts in zeldzame gevallen?
Het antwoord hierop is dat mensen over het algemeen alleen een zicht hebben dat van binnenuit komt, en dat daarom hun zicht beperkt is. Hoe kan een persoon met een meer inclusieve kijk zien? Alleen als hij naar de top van het hoogste gebouw van de stad klimt, waar hij de hele stad kan overzien. Adam HaRishon was in staat om van het ene einde van de wereld naar het andere uiteinde te kijken, en het licht dat haShem op de eerste dag schiep, scheen over de hele wereld. Het was een blik van buitenaf op het zelf, in tegenstelling tot een blik van binnenuit. Wanneer iemands blik van binnenuit het zelf komt, is zijn blik slechts gedeeltelijk, maar wanneer hij van buiten het zelf kijkt, kan hij alles zien.
Onze persoonlijke avodah, om het Chayah-deel van de ziel te onthullen, vereist twee verschillende gezichtspunten. Aan de ene kant moeten we toegang krijgen tot de Chayah door middel van de kleding van de Chayah: door te ontdekken welke acties, emoties en gedachten ons vitaliteit geven. Tegelijkertijd hebben we ook een avodah om te leren hoe we een “buitenstaandervisie” kunnen verwerven, door middel van hafshatah, het zelf ontdoen van betrokkenheid bij een zaak, om een zaak te zien alsof het niets met ons zelf te maken heeft. Wanneer je de zaak als irrelevant voor jou persoonlijk beschouwt, kun je de bron van de zaak zien, waardoor je de inclusieve kijk op de zaak kunt zien – omdat de bron alles omvat.
Iemand die het lukt om zich van de kleding van de ziel te ontdoen, zal de bron van zijn vitaliteit onthullen, en zo iemand zal in staat zijn om voortdurend met haShem, de Schepper, te leven. De bron die elk ding bekrachtigt, is haShem, de Schepper. Waarom is een mens zich er niet altijd van bewust dat haShem, de Schepper, de bron is? Het is omdat hij niet voelt hoe hard hij deze bron nodig heeft om hem op de been te houden. Als het om ons fysieke lichaam gaat, voelen we allemaal de behoefte om te ademen, als onze neus en mond plotseling verstopt raken. We voelen automatisch dat als we niet ademen, we zouden sterven. Dus waarom denkt iemand niet zo over onze band met haShem, de Schepper, dat we niet kunnen overleven zonder Hem? Dat komt omdat we ons vaak/meestal niet bewust zijn van waar we in de eerste plaats vitaliteit vandaan halen, en daarom zijn we ons niet bewust van de Bron die vitaliteit geeft aan ons ‘ik’.
Dus eerst moet een persoon zijn persoonlijke bron van vitaliteit identificeren [op het gebied van actie, emotie en gedachte], en daarna moet hij identificeren dat de Bron van alle vitaliteit voor zijn bestaan haShem, de Schepper, is. Nadat hij dit bewustzijn heeft blootgelegd, zal hij zijn behoefte voelen om zich met haShem te verbinden niet minder dan zijn behoefte om te ademen. Hij zal elke seconde vechten om deze band in stand te houden, net zoals hij zou vechten om te ademen als zijn mond en neusgaten vol zouden raken en hij naar adem hapt.
Het zal dan niet worden gezien als een “avodah” – het zal eerder een strijd zijn om zijn leven in stand te houden, want hij realiseert zich dat het gebrek aan verbinding met Zijn bron aanvoelt als de dood.
Waarom voelen de meeste mensen deze ware chiyus van haShem niet? Het is omdat ze niet weten wat hen in de eerste plaats vitaliteit geeft, dus ze denken zeker niet na over de bron van vitaliteit. Als ze geen vitaliteit in hun leven voelen, hebben ze niet het gevoel dat er een Bron is die de vitaliteit voor alles verschaft.
Dit punt komt overeen met de tweede fase van hisbodedus (zelfafgezonderde gebedstijd), van de verbondenheid met haShem, waarin we hier hebben uitgelegd dat een persoon moet leren voelen wat vitaliteit geeft aan zijn ziel, zowel door middel van de kleding van de ziel [actie, emotie en gedachte] als door het zich te ontdoen van de kleding [loskoppelen van het zelf en een standpunt innemen alsof je een buitenstaander van jezelf bent, daardoor buiten de ziel te zien, wat iemand het vermogen geeft om een allesomvattende kijk te hebben, waardoor hij kan zien dat hij door haShem, de Schepper, wordt ondersteund].
De Chayah – De wortel van onze eerste gedachten.
Het Chayah niveau van de ziel komt overeen met chochmah, wijsheid.
Chochmah komt de hersenen binnen als een klein stipje wijsheid, dat later wordt uitgebreid door de Neshamah (de goddelijke ziel van een mens) door het vermogen van binah, contemplatie.
Dit proces wordt vaak genoemd in de leringen van Chabad Chassidus: een eerste “eerste gedachte” wordt aan de geest geopenbaard, die men niet duidelijk kan begrijpen. Men zal voelen dat er hier iets is, maar hij begrijpt het niet duidelijk. Soms, wanneer hij de gedachte analyseert, begint de gedachte zich te vermenigvuldigen in verschillende woorden en gedachten, waardoor een gestructureerde en ontwikkelde gedachte wordt gevormd. Op andere momenten blijft de aanvankelijke gedachte slechts een puntje wijsheid dat hij niet kan achterhalen. Hij kan voelen dat er iets in zijn hoofd is opgekomen, maar hij weet niet hoe hij deze gedachte moet ontwikkelen en wat hij ermee moet doen.
Soms kan het gebeuren dat iemand de wekelijkse parsja aan het leren is, en hij merkt er een kleine gedachte over op, en hij weet niet hoe hij het verder moet uitbreiden. Dit gebeurt vaak wanneer een persoon een sugya (een passage van Gemara) leert. Hij voelt dat er een bepaald punt in de sugya zit, hij identificeert het, maar zijn begrip ervan is zwak, dus hij is niet in staat om het uit te breiden en er iets uit te ontwikkelen, noch kan hij er antwoorden uit halen.
Laten we proberen dit fenomeen te begrijpen. Er is een bekend principe dat het onderste vat verlichting ontvangt van het niveau erboven, maar het kan niet de volledige verlichting ontvangen, slechts een gedeeltelijk niveau ervan. Als we dit toepassen op het huidige onderwerp, bevindt de Neshamah zich op een lager niveau in de ziel dan de Chayah. De Chayah is de wortel van een gedachte, terwijl de Neshamah de gedachte verder ontwikkelt. Daarom wordt de Nesjamah geassocieerd met binah, contemplatie – het vermogen om in een zaak na te denken en deze te analyseren en te begrijpen.
Daarom strekken de gedachten van de Chayah zich niet altijd uit tot in de Neshamah eronder. Daarom kan niet elke gedachte worden ontwikkeld. Er zijn enkele gedachten die we kunnen blijven analyseren en we gaan ze beter begrijpen, maar andere gedachten kunnen gewoon niet verder worden ontwikkeld.
Hoe te relateren aan onze eerste gedachten
De meeste mensen hebben, wanneer ze een kleine kern van een gedachte of een idee tegenkomen dat in hun geest opkomt, de neiging om vast te zitten met deze “eerste gedachten”, alsof er niets mee te maken is. Dit kan komen doordat ze andere tegenstrijdige gedachten hebben, die ze moeilijk kunnen beantwoorden, of omdat ze geen voortzetting van de gedachte zien. Gewoonlijk zal een persoon een “eerste gedachte” afwijzen, ofwel concluderen dat de gedachte onjuist is of gewoon niet bestaat.
Echter, door een bepaalde gebeurtenis in onze heilige Tora te analyseren, kunnen we zien dat er een andere manier is om deze kwestie te benaderen. Toen Yoseef droomde over zijn vader en moeder en broers die zich allemaal voor hem neerwierpen, zegt de Tora dat “zijn vader de zaak bewaakte”. Hoewel Ja’akov wist dat de dromen van Yoseef een tegenstrijdigheid bevatten, omdat hij niet kon heersen over zijn moeder Rachel die al was overleden, verwierp Ja’akov de dromen van Yoseef niet. In plaats daarvan “bewaakte hij de zaak”, en zoals Rashi uitlegt, zat hij van dan af te wachten op de vervulling van de dromen.
Wanneer een gedachte voor het eerst in de geest komt, is een persoon misschien niet in staat om de gedachte verder te brengen en er iets van te maken. Hij weet misschien niet hoe hij op de gedachte moet reageren, of zelfs de gedachte verder moet ontwikkelen. Maar dit betekent niet dat iemand die gedachte moet afwijzen. In plaats daarvan moet hij de gedachte in zijn innerlijke “voorraadschuur”, in zijn geest en hart beschermen/bewaren, en op een later tijdstip zal hij in staat zijn om de gedachte te gebruiken.
In de fysieke wereld kunnen we allemaal begrijpen dat er een opslagplaats nodig is om verschillend gereedschap in te bewaren, zodat wanneer het tijd is om die te gebruiken, we ze uit de opslag kunnen halen. Hetzelfde geldt voor het spirituele. We hebben een soort “opslagplaats” nodig om al onze eerste gedachten in te bewaren, wat betekent dat we de gedachten pas op een later tijdstip proberen te verwoorden. Dit heeft twee voordelen, zoals ik nu zal trachten uit te leggen.
Een gedachte toestaan zich in de loop van de tijd te ontwikkelen
We begrijpen dat als we bezig zijn met het koken van voedsel, we het voedsel niet meteen kunnen eten voordat het volledig gaar is. In de huidige tijd waarin we leven, moeten we wachten tot we ergens resultaten van kunnen zien. De wijzen stellen dat “in de toekomst een vrouw elke dag zal bevallen”, zonder negen maanden zwangerschap te hoeven wachten. In de tijd waarin we nu leven, is er een periode van zwangerschap vóór de geboorte van een kind, die negen maanden duurt, en soms verloopt het proces sneller en wordt een baby na zeven maanden geboren. Moshe Rabbeinu werd al na zes maanden geboren.
Net zoals er een fysieke zwangerschap is, waarbij er een langzaam proces is tot aan de geboorte, zo is er een concept van “zwangerschap” in de gedachten – het kan tijd kosten voordat de spirituele verlichting die de gedachte heeft verschaft, de geest volledig kan bereiken.
Het bovenstaande illustreert allemaal het concept dat een spiritueel of innerlijk soort begrip over iets niet onmiddellijk kan worden uitontwikkeld. Het is vaak een proces dat tijd kost. Gewoonlijk wanneer een persoon over een bepaald punt nadenkt en hij het niet kan begrijpen, stopt hij erover na te denken en verliest hij de basisgedachte. Maar men moet begrijpen dat het lange tijd kan duren voordat hij de gedachte zelfs maar kan absorberen. Daarom is het van belang de gedachte te “bewaren”, of ook wel te “bewaken”.
Chazal stelt dat een persoon zijn rebbi (Tora-leraar) veertig jaar lang niet begrijpt, wat betekent dat het veertig jaar duurt voordat iemand de gedachten van zijn rebbi kan absorberen, zelfs als hij de hele veertig jaar van deze gedachten op de hoogte is. Als een persoon deze gedachten echter niet “beschermt/bewaakt”, zal hij de gedachten van zijn rebbi niet begrijpen, zelfs niet na veertig jaar, want omdat hij het niet in zijn geheugen heeft bewaard, zal hij het al kwijt zijn en kan hij het niet opnieuw openen. Maar als hij ervoor zorgt dat hij zich de gedachte herinnert – niet alleen op intellectueel niveau, maar om een innerlijke verbinding met de gedachte te behouden – heeft hij het bewaakt. Wanneer de tijd komt dat zijn geest verder verlicht wordt, zal hij in staat zijn om nieuwe gedachten te verbinden met de eerste gedachte, naar een gestructureerde, ontwikkelde gedachte.
Wanneer een persoon leert hoe hij meer innerlijk, met zijn ziel, kan leven, moet hij zichzelf trainen om te begrijpen dat er veel gedachten zijn die hij niet volledig kan ontwikkelen, en toch moet hij ze bewaken en in zijn geheugen opslaan. Ze moeten in zijn interne wereld blijven, en na verloop van tijd kunnen de gedachten zich combineren met andere gedachten, maar op andere momenten zullen de gedachten in hun rauwe staat blijven. Het is nog steeds belangrijk om dergelijke gedachten vast te houden, want zelfs als hij deze gedachten niet onmiddellijk kan gebruiken, kan hij ze uiteindelijk misschien ontwikkelen, waarna ze generaties lang kunnen meegaan.
Er zijn gedachten die een mens kan voelen, maar hij weet niet hoe hij ze goed moet interpreteren. We hebben eerder al over “Gedachten aan Ruach” uitgelegd dat een persoon een lijst moet maken van positieve eigenschappen over zichzelf die hij herkent, maar die hij nog niet heeft geactualiseerd. Hij kan ook schrijven over bepaalde interesses die hij heeft. Hij kan het gevoel hebben dat hij zich tot iets aangetrokken voelt, of dat hij zich ergens mee verbonden voelt, of dat hij een afkeer heeft van iets – en hij weet niet waarom. Hij moet vasthouden aan deze gedachten en hij moet ze niet negeren. Naarmate hij meer vertrouwd raakt met zijn eigen innerlijke wereld, zal hij zich plotseling bewust worden van waarom hij zich verbonden voelt met bepaalde dingen en waarom hij bepaalde dingen niet leuk vindt.
Zoals bekend is het Hebreeuwse woord voor “wijsheid”, chochmah, de gecombineerde letters van de woorden koach mah, wat betekent “[Onze] kracht, wat is het [waard]?” betekent? Met de hulp van haShem zullen we verderop in dit hoofdstuk meer uitleggen over de implicaties van koach mah. Maar eerst moeten we weten wat de term koach is.
Chochmah zelf wordt koach genoemd, wat ook “potentieel” betekent, omdat chochmah de kern van wijsheid is in zijn potentiële vorm. Wanneer de chochmah wordt geabsorbeerd, gaat het over in binah, wat plaatsvindt in het Neshamah-gebied van de ziel. Op dat moment wordt de chochmahgeactualiseerd vanuit zijn potentiële staat. De oorspronkelijke staat van de chochmah zelf is een potentiële staat, waar de kern van wijsheid nog steeds in zijn ruwe vorm is. Als men de chochmah niet kan bewaken wanneer deze nog onontwikkeld en in zijn potentiële vorm is, zal hij ook niet in staat zijn om het te actualiseren, omdat hij de ruwe staat van de chochmah heeft verloren. Maar als men de chochmah in zijn potentiële vorm heeft bewaakt, zal het niet onmiddellijk worden geactualiseerd, en in plaats daarvan zal het op een later tijdstip tevoorschijn komen, nadat het is toegestaan om te “koken” en zich te ontwikkelen.
Als het gaat om de fysieke wereld, kunnen we ons heel goed vinden in dit idee. Als iemand wat zakgeld heeft en hij weet niet waar hij zijn geld aan moet besteden, hoeft hij zijn geld niet meteen uit te geven. Hij kan wachten op de juiste gelegenheid om zijn geld te gebruiken, en het misschien investeren wanneer de tijd rijp is, zodat hij de meeste voordelen uit zijn geld kan halen. Als hij zo impulsief is om zijn geld dat hij net heeft verdiend onmiddellijk uit te geven, kan hij misschien niet zoveel winst halen uit de investeringen die momenteel beschikbaar zijn. Het geld is in zijn potentiële vorm en een persoon kan het vasthouden voor een later tijdstip, wanneer het beter past is om het te investeren. Dan zal hij in staat zijn om de echte voordelen van de hoeveelheid geld die hij had te realiseren.
Hetzelfde geldt voor de ziel. We moeten begrijpen dat niet elke potentiële kracht die onze innerlijke wereld binnenkomt, meteen kan worden geactualiseerd. We kunnen het bewaken op een innerlijke plek in de ziel. Soms wordt het vanzelf geactualiseerd, en soms pas later, voor een ander doel. Wat we nodig hebben, is het geduld om vast te houden aan onze potentiële inzichten die tot ons komen, en ze veilig in onze ziel te houden, zonder te proberen ze meteen te actualiseren. Het is echt een tweeledige klus. We moeten proberen de sluimerende inzichten in ons niet altijd meteen te actualiseren, maar we moeten er ook voor zorgen dat we ze goed bewaken, zodat we ze niet kwijtraken.
De voor- en nadelen van onze “eerste gedachte”
Tot nu toe hebben we één invalshoek van het begrip uitgelegd, met betrekking tot hoe een persoon moet vasthouden aan een sluimerend, onontwikkeld inzicht dat zijn geest binnenkomt, het bewaken in zijn potentiële vorm, zelfs als het maar een klein punt van wijsheid is dat op dit moment niet kan worden uitgebreid. Nu zullen we een extra innerlijke invalshoek van begrip uitleggen.
Telkens wanneer een klein puntje wijsheid de geest binnenkomt – wat ofwel de “eerste gedachte” of een “verlichting” wordt genoemd (iedereen kan het anders benoemen), ontvangt een persoon er een bepaalde chiyus\vitaliteit van. Dit heeft zowel een voordeel als een nadeel.
Het nadeel is dat wanneer een persoon vitaliteit ontvangt van zijn eerste gedachte, dit de negatieve uitkomst kan hebben dat hij eraan gewend raakt niets met zijn gedachten te doen. In plaats daarvan zal hij van idee naar idee springen, van de ene flits van begrip naar de andere, en veel van zijn gedachten zullen niet leiden tot enige praktische actie.
Er zijn mensen die leven vanuit hun eerste gedachten. Elke dag krijgen ze een bliksemflits van begrip, een nieuw idee, en ze voelen zich er energiek van. Vaak komen deze ideeën nooit uit, zelfs niet als het zeven of negen maanden of nog meer later is. Dit soort mensen kunnen sefarim (boeken vol wijsheden) schrijven of boeken vol met hun ideeën, maar die niet in de praktijk kunnen worden gebracht. Soms worden ze adviseurs of maatschappelijk werkers voor anderen, waar ze goed in kunnen zijn, maar ze zouden niet in staat zijn om iets te doen dat praktische actie inhoudt of oplevert. Als je ze probeert te sturen om een stap verder te gaan met hun werk dat hun ideeën zou actualiseren, kom je nergens met hen, omdat ze gedijen op hun ideeën zelf, niet op de actualisering van hun ideeën. Hij geeft liever advies aan anderen dan dat hij probeert de ideeën te actualiseren.
Als dit alleen maar een probleem zou zijn dat zijn omgang met anderen beïnvloedt, zou het al erg genoeg zijn. Maar wanneer dit probleem een negatieve invloed heeft op hun eigen ziel, wordt het probleem veel erger. Er zijn mensen die voortdurend ideeën door hun hoofd hebben stromen, in een snel tempo. Sommige ideeën zijn totale fantasieën, sommige zijn een mix van fantasie en realiteit, en sommige zijn duidelijke ideeën die kunnen worden geactualiseerd. Maar als je hen vraagt: “Dus, welke praktische stappen ga je nemen om dit idee uit te voeren?”, zal hij antwoorden: “Ja, ja, een dezer dagen zal ik eraan werken.” Je ontmoet hem enige tijd later, je vraagt hem: “Wat is er uiteindelijk gebeurd?” en hij herinnert zich het idee niet eens meer, omdat er sindsdien veel andere ideeën bij hem zijn opgekomen.
Men kan niet succesvol zijn als men op deze manier leeft. Van zijn ideeën komt nooit iets terecht. Zo iemand leeft uitsluitend vanuit zijn eerste gedachten. Het is leven in een fantasie. In het leven moeten we in staat zijn om op zijn minst enkele van onze flitsende ideeën en/of eerste gedachten uit te voeren.
Het voordeel van onze eerste gedachten is echter dat ze een persoon in staat stellen om het rijk van het denken zelf te verkennen, zonder zich te concentreren op hoe te handelen naar de gedachten.
Het is niet voor niets dat haShem een persoon schiep op een manier dat sommige van zijn eerste gedachten kunnen worden geactualiseerd en andere niet. De gedachten waarop hij kan inwerken zijn beperkt, en dat zijn de gedachten waarvan we in staat zijn om ze te actualiseren in de praktische aspecten van ons leven. Maar onze ziel is veel groter dan wat we er in de praktijk van kunnen realiseren.
Vergelijk het met een trechter, met het gat van de trechter aan de onderkant en het bredere deel van de trechter aan de bovenkant. Aan de onderkant, waar de trechter klein is, ligt ons domein van praktische actie. Het bovenste deel van de trechter vertegenwoordigt onze gedachtewereld zelf, die veel meer ruimte inneemt dan de praktische wereld eronder. Dat is de reden waarom veel gedachten in potentiële vorm blijven, en slechts een klein percentage van de gedachten kan naar de bodem van de ’trechter’ worden getrokken, waar ze in de praktijk kunnen worden geactualiseerd.
Er is een diep gezegde van Rebbi Nachman van Breslev, dat “Sommige mensen hebben [een toegewezen deel van] de Tora die smal is van boven en breed van onder.” Hij bedoelde dat sommige mensen maar een paar woorden van de Tora te zeggen hebben, maar ze kunnen veel spreken en boekdelen sefarim produceren, vanuit deze paar punten weten ze; terwijl anderen volumes en volumes van Tora-gedachten aan hun wortel boven hebben, maar omdat het onderste deel van hun ’trechter’ smal is, kunnen ze niet al hun Tora-kennis uit hun wortel boven halen, en daarom hebben ze niet veel Tora te zeggen.
Wanneer een mens altijd probeert zijn “eerste gedachte” te verwezenlijken, en hij zal het alleen erkennen als hij er iets praktisch van kan maken, en anders negeert hij het, dan zou hij zijn ziel vernauwen. Sterker nog, hij zal elke eerste gedachte onderdrukken waar hij nu niet naar kan handelen, en door dat te doen, zou hij ze beperken, waardoor hijzelf wordt ingeperkt.
Dus, terugkomend op het oorspronkelijke punt dat we al vele malen hebben genoemd: een persoon heeft een evenwicht nodig: aan de ene kant moet hij kunnen leven met de duidelijk begrensde realiteit op deze wereld, maar aan de andere kant moet hij ook diep kunnen leven met een ruimte in zichzelf die door alles onbeperkt is.
Misschien kunnen we het volgende voorbeeld uit de richtlijnen van Shabbat gebruiken om het idee te illustreren. In de richtlijnen van “Sjabbes” is een privédomein een ruimte van vier bij vier el. In dit opzicht is het privédomein een beperkte ruimte. Als het echter naar boven gaat, strekt het zich eindeloos uit in de lucht erboven. Als we kijken naar het grondoppervlak van het domein, is het beperkt. Als we kijken naar zijn ruimte in de lucht erboven, is deze onbeperkt.
De les die hieruit getrokken kan worden is duidelijk. Op onze ‘grond’ – de fysieke wereld waarop we staan – moeten we leven met duidelijk afgebakende grenzen en beperkingen. Maar als we boven het spirituele uitstijgen, moeten we onze horizon verbreden en blijven uitbreiden. Hoewel er ook duidelijke definities zijn van het spirituele rijk, is het uiteindelijk een verbreding van onze horizon en kunnen we in die ruimte blijven uitbreiden.
Wanneer een persoon zich alleen kan verhouden tot eerste gedachten die kunnen worden geactualiseerd, beperkt hij de vitaliteit van zijn ziel, omdat hij zich alleen zou verhouden tot iets dat hij op deze wereld kan actualiseren, waardoor zijn ziel in het proces wordt ingeperkt. De hoeveelheid van onze ziel die we op deze wereld kunnen actualiseren is zeer beperkt, dus hij zou vastzitten in een beperkt rijk, met heel weinig van zijn potentieel. Maar als hij weet hoe hij met zijn eerste gedachten moet leven, zelfs als ze niet kunnen worden geactualiseerd maar hij ze “bewaakt”, breidt hij zijn beperkingen uit en staat hij zichzelf toe een enorme hoeveelheid vitaliteit in zijn ziel te ontvangen, ook al kan hij het potentieel op dit moment niet actualiseren.
We moeten echter benadrukken dat dit een heel subtiel punt is over onze ziel. Want als een mens alleen maar vanuit zijn eerste gedachten leeft, zal hij losgekoppeld raken van de werkelijkheid, maar aan de andere kant, als hij zich alleen maar beperkt tot de beperkte werkelijkheid van deze wereld, zou hij de uitgestrektheid van de ziel verliezen. Hij zou zich ook afsnijden van de stroom van de inspiratie van de ziel. De eerste gedachten komen altijd voort uit de innerlijke stroom van inspiratie in de ziel, en als iemand die verliest, zou hij leven zonder een bron van ware, spirituele vitaliteit in zijn leven.
Daarom moet een persoon zijn eerste gedachten bewaken, door soms te proberen ze te actualiseren, en op andere momenten gewoon er gewoon vitaliteit van te voelen, zonder te proberen ze te actualiseren. Men moet zich ervan bewust zijn dat zijn eerste gedachte slechts een eerste gedachte is, die niet altijd kan worden geactualiseerd, maar waar hij zeker inspiratie uit kan putten.
Hier is een voorbeeld. Een persoon krijgt een idee om iets te bouwen of te ontwikkelen, en hij denkt erover na dat hij zijn idee kan ontwikkelen, maar als hij nadenkt over hoe hij het plan kan realiseren, ontdekt hij dat slechts 50% van zijn droom werkelijkheid kan worden. De andere 50% blijft slechts een goed idee, dat hij momenteel niet kan realiseren. Waar zou hij zijn vitaliteit vandaan moeten halen? Hij moet zich van beide kanten geïnspireerd voelen – van het deel van het idee dat resultaten kan opleveren, en ook van het deel van het idee dat hij niet kan realiseren. Men moet in staat zijn om vitaliteit te putten uit de loutere aspiratie en wil om zijn horizon te verbreden. Het is alleen dat hij zich aan één voorwaarde moet houden: hij moet weten dat er 50% van zijn idee is dat hij niet kan realiseren, althans niet op dit moment.
Het probleem met de meeste mensen is dat zodra ze een bepaalde inspiratie krijgen om iets te doen, en ze op dit moment niet de tools hebben om het idee te realiseren, ze toch doorgaan met het idee. Ze maken de fout dat het idee zeer binnenkort tot bloei zal komen, en ze handelen alsof ze de resultaten al zien. We kennen allemaal de volgende uitdrukkingen: “Er is geen probleem. Vertrouw me nou maar. Over een tijdje zal ik beginnen, of het voor elkaar krijgen.”
Hoe dichter een idee bij de werkelijkheid staat, hoe minder het een persoon loskoppelt van de werkelijkheid, en hoe verder het verwijderd is van de actualisering, wordt het belangrijkste gebruik ervan dat een persoon er uitgebreidheid uit verwerft. Maar zoals gezegd, een persoon moet een balans hebben tussen hoeveel hij op dit moment kan actualiseren en hoeveel hij dat niet kan, anders krijgt hij waanvoorstellingen.
Wanneer iemand vanuit zijn aspiraties kan leven, is dit een ware bron van vitaliteit, maar alleen op voorwaarde dat de persoon het duidelijk herkent als een aspiratie en niet als een realiteit. Een persoon moet oppassen dat hij aspiratie niet vermengt met realiteit. Men moet in evenwicht zijn tussen zijn aspiraties en de realiteit, door te weten welke delen van zijn aspiraties hij kan verwezenlijken en welke delen niet.
Zo’n persoon is in staat om zijn fantasieën/ideeën die haShem in hem heeft geïmplanteerd, te gebruiken als een bron van vitaliteit. Dit is op voorwaarde dat hij het slechts identificeert als een bron van vitaliteit voor hem, en hij zich ervan bewust is dat het slechts een streven is, dat op dit moment niet kan worden gerealiseerd.
We hebben tot nu toe twee verschillende manieren uitgelegd om vitaliteit te ontvangen van onze “eerste gedachten”.
Identificatie van en verbinding maken met de bron van de eerste gedachte
Ten slotte is er een dieper punt dat verduidelijking verdient over hoe we ons moeten verhouden tot onze kracht van “eerste gedachte”: wanneer een persoon de bron van de eerste gedachte identificeert.
We kunnen er een voorbeeld van geven. Zoals hierboven vermeld, zijn er mensen die anderen alleen adviseren wat ze moeten doen, maar ze kunnen hun eigen advies niet actualiseren. Wat kunnen ze doen om hun ideeën verder te brengen? Ze moeten ideeën van anderen zoeken om hun plannen uit te voeren.
Hoe komt het dat de adviseur zelf zijn gedachten niet verder kan ontwikkelen, terwijl de tweede persoon dat wel kan? Wat is het verschil tussen hen, als ze allebei werken met een eerste gedachte? Het is omdat de tweede persoon in staat is om inspiratie te putten uit een innerlijke bron in hemzelf, terwijl de eerste persoon, de adviseur zelf die zijn eigen ideeën niet kon realiseren, geen verbinding heeft met deze innerlijke bron.
Dus wanneer iemand een eerste gedachte krijgt, moet hij het innerlijke bewustzijn hebben om zich te verbinden met de bron van de eerste gedachte. De term die de wijzen hiervoor gebruiken is: “En wijsheid, waar wordt die gevonden?” (Job 28:12-13) [Het vers zegt dat wijsheid afkomstig is van een bron, die ‘waar is het’ wordt genoemd, wat in het Hebreeuws ayin wordt genoemd, letterlijk “niets”].
Eerder lazen we over de avodah om verbinding te maken met de bron van onze vitaliteit, en nu leggen we een avodah uit om verbinding te maken met de bron van onze gedachten. Deze twee manieren van avodah komen met elkaar overeen. We kunnen ofwel vitaliteit ontvangen door het uit de vitaliteit zelf te halen, of het kan tot ons komen door middel van gedachten, die een ‘kledingstuk’ zijn voor de vitaliteit.
Als we dit toepassen op onze huidige discussie, waar we leren over het Chayah-deel van de ziel, moeten we weten dat de Chayah vitaliteit voortbrengt uit een diepere bron in de ziel. Het Chayah-deel van onze ziel voedt zijn energie op een van de volgende twee manieren: ofwel door middel van de gevoelens, vervat in het hart, ofwel door middel van de gedachten.
De materie die bekend staat als ruach hakodesh [letterlijk “geest van heiligheid”, een hogere inspiratie] kan op twee manieren aan een persoon worden geopenbaard: het kan aan hem worden geopenbaard door een intens gevoel van het hart, of door een intense toename van gedachten. Dit zijn de twee bestaande vormen van ruach hakodesh. Met betrekking tot waar de Chayah zijn vitaliteit vandaan haalt, moet een persoon de bron van de vitaliteit van zijn gevoelens identificeren, evenals de bron van zijn gedachten.
We hebben allemaal “eerste gedachten” die min of meer in onze geest vallen. Sommige mensen hebben een meer geopenbaard “Chayah” punt in hun ziel, dus ervaren ze meer van deze eerste gedachten. In andere gevallen is het Chayah punt van hun ziel niet zo geopenbaard, zodat ze minder van deze eerste gedachten ervaren. Maar in ieder geval heeft ieder mens eerste gedachten die hem invallen. Het enige probleem is of een persoon de bron van de inspiratie identificeert die tot deze eerste gedachten heeft geleid.
Een persoon zal zich misschien niet bewust zijn van de eerste gedachten, zelfs niet als ze hem invallen. Hij kan zich plotseling realiseren dat er een gedachte in zijn brein is opgekomen, en hij identificeert de gedachte, maar het is al nadat het is gebeurd, dus hij identificeert niet de stroom waar het doorheen kwam.
Vergelijk dit met het openen van een kraan en het vullen van een kopje water ermee. Een persoon kijkt in de gootsteen en hij ziet een beker water, maar hij zag niet dat het water uit de kraan in de beker stroomde. Hij is zich er gewoon van bewust dat als hier een kraan is, hij weet dat het water zo in de beker is gekomen. Er was echter nog iemand bij toen het water in de beker stroomde, dus hij weet niet alleen dat het water via de kraan in de beker terechtkwam, maar hij was zich ook daadwerkelijk bewust van de stroming van het water uit de kraan toen het de beker vulde.
Om een persoon verbinding te laten maken met de bron van zijn gedachten, is het niet voldoende om zich bewust te zijn van een gedachte nadat deze al in zijn hersenen is binnengekomen, wanneer hij zich probeert af te vragen waar deze vandaan komt. In plaats daarvan zal hij zich moeten verbinden met de bron van de gedachte terwijl de gedachte daadwerkelijk in hem stroomt, wanneer hij het kan voelen.
Hoe minder innerlijk besef een mens hiervoor heeft, hoe meer hij zich pas met een gedachte kan identificeren nadat deze in zijn geest is opgekomen, wanneer het hem plotseling zal dagen dat hier een nieuwe gedachte is. Het zal zijn alsof je een la opent en daar plotseling een object vindt. In tegenstelling hiermee, wanneer een persoon meer innerlijk bewustzijn heeft, kan hij identificeren hoe er nieuwe gedachten in zijn bewustzijn stromen. Hoe scherper iemands bewustzijn is in de richting van de stroom van gedachten wanneer die komen, hoe sterker het niveau van ruach hakodesh zal zijn.
Bittul (zelfvernietiging)
Tot nu toe hebben we kort uitleg gegeven over het concept van ons “Chayah” niveau van de ziel. Nu gaan we, met de hulp van HaShem, naar het diepste niveau in de Chayah.
De Chayah staat bekend als “koach mah”, “wat is [onze] energie?” Zoals bekend in sefarim hakedoshim, wordt de term “koach mah” geassocieerd met het concept van “bittul”, zelfvernietiging. Moshe Rabbeinu zei: “V’nachnu mah” – “En wij, wat zijn wij?” Het woord “mah” (wat) is het punt van bittul. De gematria van het woord “Adam” in het Hebreeuws is 45, gelijk aan de waarde van het woord mah, dat ook 45 is – een hint dat de avodah van een persoon in wezen de avodah is die bekend staat als “bittul”.
Ten eerste zullen we benadrukken dat er twee niveaus van bittul zijn. Er is bittul op het “Chayah” niveau van de ziel, en er is bittul op het “Yechidah” niveau van de ziel. Hier zullen we de bittul van het Chayah-niveau bespreken, niet de bittul op het Yechidah-niveau (dat we, B’ezrat haShem, later zullen bespreken).
Het Chayah-niveau van bittul zelf bestaat uit twee stappen, die parallel lopen aan de eerste twee stadia van hisbodedus (zelfafgezonderde gebedstijd) die we in het begin van deze studie hebben geschetst: Het zelf herkennen en een band met heShem aangaan. Het concept van bittul kan natuurlijk niet van toepassing zijn op het derde stadium van hisbodedus, dat het Oneindige is, want we kunnen het Oneindige, chas v’shalom, niet teniet doen. We kunnen alleen bittul hebben met betrekking tot het tenietdoen van onszelf, en met betrekking tot het tenietdoen van onszelf aan haShem.
We bespreken momenteel de eerste fase van hisbodedus, het onthullen van het zelf, door middel van de kracht van het denken, en in het Chayah-niveau van de ziel. Daarom is de bittul die we hier zullen bespreken een bittul in relatie tot het zelf, en niet een bittul in relatie tot de binding met haShem (wat we b’ezrat haShem in een later hoofdstuk zullen bespreken).
De betekenis van Bittul (zelfvernietiging)
Het basisniveau van bittul is wanneer een persoon zijn begrip van het toeschrijven van succes aan zijn eigen krachten en sterke punten, die het gevolg zijn van verwaandheid en fantasieën, tenietdoet.
Het is de neiging van de meeste mensen om hun succes toe te schrijven aan hun eigen capaciteiten, terwijl de waarheid verre van dit is. Een aanzienlijk aantal mensen zal natuurlijk veel werk op zich nemen, wat echt veel stressvoller is dan wat ze aankunnen. Zelfs als ze het niet echt doen, zijn ze nog steeds bereid om zoveel werk op zich te nemen, omdat ze denken dat ze veel van hun eigen superkracht hebben.
Deze houding komt echt voort uit een verkeerd perspectief. De persoon slaagt er niet in de realiteit van onze menselijke beperkingen te erkennen. We hebben eerder uitgelegd over het herkennen van de fundamentele werkelijkheid, toen we het “Nefesh” niveau van denken uitlegden. Het basisniveau van denken, dat zich op het “Nefesh”-niveau van de ziel bevindt, is dat iemand zijn mogelijkheden en beperkingen herkent. Dit is ook bekend als chochmah tata’ah, “lagere wijsheid”, het lagere, basale gebruik van de kracht van chochmah\wijsheid).
Op dit moment, waar we het Chayah niveau van de ziel bespreken, bespreken we het hogere gebruik van chochmah, wat chochmah ilaah is, “hogere wijsheid”. We hebben het hier over een werkelijke, bestaande kracht in de ziel, niet over iets denkbeeldigs. Bij het beschouwen van deze kracht die in mijn ziel bestaat, zijn er twee verschillende perspectieven: (1) Een manier om ernaar te kijken is dat het mijn eigen kracht is. (2) Vanuit het “Chayah” punt in de ziel, realiseer ik me dat al mijn chochmah\wijsheid koach mah is – lett. “wat is [onze] energie?” – waar ik het perspectief tenietdoe dat ik “mijn eigen” energie heb.
“Koach Mah” – Ik kan niets in mijn eentje voltooien
Aangezien we het hebben over het soort bittul waarbij een persoon zijn gevoel van zijn eigen kracht en kunde tenietdoet, wat geen bittul is met betrekking tot het verbinden met haShem, de Schepper [maar gewoon een bittul met het doel om nederiger te worden], moeten we begrijpen wat het concept achter deze bittul is.
De wijzen beschrijven dit soort bittul in een onderricht in Avos: “De taak is niet aan jou om te voltooien, noch ben je zo vrij dat je ervan vrijgesteld bent.” Wanneer de wijzen zeggen: “Het is niet aan jou om de taak te volbrengen”, dan bedoelen ze dat een mens niets in zijn eentje kan voltooien. En wanneer ze zeggen “noch ben je zo vrij dat je ervan vrijgesteld bent” betekent dit dat je het werk wel moet gaan doen terwijl je weet dat je het niet kunt voltooien. Dat houdt dus in dat ik het fysieke werk kan volbrengen maar de voltooiing wordt gedaan door haShem. Hij zet Zijn handtekening er als het ware onder zodat het Zijn uitwerking krijgt binnen Zijn plan. Want pas dan is een werk voltooid als haShem de eer krijgt ervan.
De Ramchal (Rabbi Moshe Chaim Luzzatto) baseert de sefer Mesillas Yesharim (een ethische tekst samengesteld door de invloedrijke Rabbi Moshe Chaim Luzzatto) op tien groeistappen, aangelegd door de wijze Rabbi Pinchos ben Yair. Het hoogste stadium op deze ladder van groei is kedoesjah, heiligheid, en de Ramchal zegt dat het alleen tot een persoon komt als een geschenk, waar men in het begin hard voor moet werken, en dat pas aan het einde als een geschenk wordt verworven. Wat we hieruit opmaken, is dat een mens in zijn eentje echt niets kan afmaken – of het nu in het spirituele of in het fysieke is. Alleen haShem kan elk werk afmaken. Van onze kant kunnen we niets voltooien. Op grotere schaal kunnen we onze taak in deze periode van ballingschap niet voltooien, omdat de ballingschap alleen zal worden voltooid door haShem, die als haMasjiach zal komen. In dezelfde geest zijn wij als mensen niet in staat om in ons eentje iets op deze wereld af te maken.
Men moet wakker en bewust zijn van dit concept. Onze focus ligt hier, op dit punt, niet op Wie Degene is die alles afmaakt. In plaats daarvan richten we ons hier op het feit dat “ik, als mens, niets kan voltooien.” (We moeten subtiel onderscheid maken tussen deze twee aspecten.)
Hiermee zullen we de betekenis onderzoeken van “De taak is niet aan jou om te voltooien”. Omdat de taak uiteindelijk niet “bij jou” ligt, heb je niet de “energie” om het te doen. Als het jullie taak zou zijn, zouden jullie de energieën hebben ontvangen om het te doen. Aangezien jullie er de energieën niet voor hebben, is het niet aan jullie om dat te doen. Je bent dus niet in staat om een taak of werk uit te voeren. Verder stelt Chazal dat het zegel van haShem de waarheid is. Alleen haShem kan ergens de definitieve ‘handtekening’ onder zetten. Een mens kan niets in zijn eentje voltooien. Wanneer iemand dit begrijpt, dat “ik niets in mijn eentje kan voltooien”, zal hij zo het perspectief van koach mah bereiken, in het besef dat hij geen eigen macht heeft. Hij begrijpt dat zijn eigen kracht “waardeloos” is.
Overweeg het volgende. Iemand wil naar een bruiloft in Tel Aviv en hij woont in Jeruzalem. Als hij zou weten dat hij alleen naar Tel Aviv kan reizen, maar niet in staat zal zijn om naar de trouwzaal te gaan, zou hij dan zijn huis verlaten om naar Tel Aviv te gaan? Natuurlijk niet! Hij zou zijn huis alleen verlaten als hij weet dat hij naar de trouwzaal kan. Als hij dat niet kan, heeft het geen zin om erheen te reizen. Wat we uit deze illustratie willen halen, is dat als iemand denkt dat hij ergens kan komen, zal hij proberen het te bereiken, maar als hij zich realiseert dat hij die plaats niet kan bereiken, weet hij dat het waardeloos is om te proberen daar te komen, en hij zal zich er helemaal niet druk om maken, omdat het geen zin heeft.
Er is een diepe plek in de ziel die het perspectief van koach mah herkent, dat we geen eigen kracht hebben. In de mate dat ik erken dat ik niets kan voltooien, is mijn kracht waardeloos.
Sommigen beweren dat hoewel één persoon niets alleen kan doen, het nog steeds mogelijk is om twee mensen te hebben die samen een handeling kunnen uitvoeren. Laten we even op dit argument ingaan. Er is een discussie in de Gemara over dat twee partners een item kopen, en een van hen betaalt er 99 munten voor en de andere partner betaalt één munt.
De Gemara concludeert dat de partner die 99 munten heeft betaald 99% van de winst van het item mag houden, terwijl de partner die 1 munt heeft betaald 1% mag houden. Voordat de Gemara dit echter concludeert, gaat de Gemara ervan uit dat elk van de partners 50% winst van het item moet houden, omdat het item 100 waard was en het daarom alleen door hen beiden samen kon zijn gekocht, dus ze zijn er gelijkwaardige partners in. Volgens dat argument in de Gemara is het bezitten van alleen 99% van het item niets waard, omdat het ze nergens brengt.
Dit betekent dat als het mogelijk zou zijn om 99% van het item te verwerven, dan zou het bezitten van 99% van het item iets zijn. Maar aangezien het item alleen met 100 munten kan worden gekocht, waren de Gemara van mening dat zelfs als een van hen 99 betaalde en de andere 1, wat neerkomt op een totaal van 100, geen van hen het volledig bezit, zelfs niet degene die 99 betaalde. Waarom? Omdat de 99 niet genoeg is om het item van 100 te verwerven. Daarom is zijn betaling van 99 voor het item waardeloos. Het is niet zo dat hij 99% van het item bezit – hij bezit er eerder niets van.
Als we dit toepassen op onze eigen ziel, moeten we het punt bereiken waarop we tot de conclusie komen dat hij geen eigen kracht heeft en dat zijn eigen kracht waardeloos is. De wijzen zeggen: “En als ik voor mezelf ben, wat ben ik dan?”, hetgeen betekent dat “mijn” eigen kracht niets is. Wanneer iemand dit begrip bereikt, herkent hij zijn nietigheid. Waarom is hij niets? Omdat zijn eigen kracht niets kan doen.
In de tweede fase van zijnbodedus verbindt een persoon zich naar buiten, of het nu naar anderen of naar haShem is. Momenteel hebben we te maken met de eerste fase van hisbodedus, namelijk het ontkennen van het ik. Het is aan iemand om te begrijpen: “Als ik voor mezelf ben, wat ben ik dan?” Het is in wezen het besef dat ik niets ben, en dat ik geen eigen kracht heb – koach mah, “wat is mijn energie waard”? Het is dus het besef dat ik zonder haShem “niets” ben.
Het diepe punt van de ziel van koach mah, van het erkennen van de nutteloosheid en waardeloosheid van onze eigen kracht, is in wezen het besef dat onze acties niets laten gebeuren.
We hebben hier uitgelegd dat elke gedachte begint met een eerste gedachte die in de geest valt. De vraag is: hoe valt het überhaupt in de geest? De geest neemt de eerste gedachte en ontwikkelt deze verder, maar hoe komt een eerste gedachte überhaupt bij mij op? Veel van de rijke mensen in de wereld begonnen allemaal met ideeën waar niemand anders aan dacht. Waar kwamen hun oorspronkelijke ideeën vandaan? Hoe kwamen ze op het idee om een bepaald bedrijf over te nemen? Er was zeker een factor die de eerste gedachte aanspoorde om mee te beginnen. Waar komt het vandaan?
Een persoon kan zijn eerste gedachte niet creëren. Alles wat een mens doet, begint met een eerste gedachte, en hij is niet in staat om de eerste gedachte zelf te creëren. Wanneer een mens hierover nadenkt, beseft hij dat zijn ‘ik’ niets uit zichzelf kan voortbrengen. Dit besef stelt iemand in staat om al zijn daden teniet te doen, want hij beseft dat zijn daden er niet voor zorgen dat er iets gebeurt. Zoals werd uitgelegd, is een handeling die niet kan worden voltooid, waardeloos.
Als iemand ergens moet komen en hij kan maar de helft van de weg daarheen komen, dan is het hem niets waard als hij maar tot halverwege komt.
De implicatie van “En als ik voor mezelf ben, wat ben ik dan?” is een vorm van ontkenning van mijn “ik”, een besef van de nutteloosheid van mijn macht en daden. “Er is niets buiten Hem, haShem” – volgens Chassidus wordt uitgelegd dat het besef van de eigen nietigheid een persoon in staat stelt te beseffen dat er niets anders is dan haShem, de Schepper. Een persoon is in zijn eentje niet in staat om iets te doen.
Concluderend
Wanneer een mens dit perspectief in de ziel bereikt, bereikt hij de innerlijke bron van zijn vitaliteit. Zolang een persoon zichzelf identificeert als een wezen dat een eigen onafhankelijke kracht heeft, is de innerlijke energiebron geblokkeerd. Alleen wanneer hij het zelf teniet doet, kan hij de innerlijke energiebron van zowel zijn gevoelens als gedachten bereiken, zoals eerder uitgelegd. De factor die een persoon blokkeert om zijn innerlijke bron van energie te bereiken is: “Ik sta tussen haShem en tussen jullie” – met andere woorden, het is het “Ik”, het voelen van het eigen onafhankelijke bestaan, dat een kloof creëert tussen de persoon en haShem.
Wanneer iemand dat “ik” tenietdoet, door zijn nietigheid te voelen, verwijdert hij in wezen de kloof tussen hem en HaShem, en dan raakt hij zijn innerlijke bron van energie aan.
Zoals eerder uitgelegd, heeft dit concept van bittul (zelfvernietiging) betrekking op iemands acties, wat betekent dat iemand zich realiseert dat hij geen van zijn acties kan voltooien, wat hem leidt tot een gevoel van teniet gedaan te zijn voor haShem, wanneer hij zich realiseert dat hij niets alleen kan voltooien. Zoals uitgelegd, is de juiste soort actie om aan dit soort bittul te werken wanneer een persoon iets doet dat uiteindelijk tevergeefs is, en vooral in een geval waarin het niet alleen een zinloze actie was, maar ook een die hem op de een of andere manier schaadt.
Wanneer zoiets gebeurt, is het de juiste tijd om aan het concept van bittul te werken, want dan kan hij de vruchteloosheid en nietigheid van zijn acties beseffen.
Er werd benadrukt dat dit niveau van bittul alleen betrekking heeft op de acties van een persoon. Er is ook een dieper niveau van bittul dan dit, namelijk via het “Yechidah” -niveau van de ziel, dat het onderwerp is van het volgende hoofdstuk.
Deel 3
De “Yechidah” is conceptueel anders dan alle vier de eerdere delen van de ziel
We hebben het tot nu toe geleerd om, met de hulp van haShem, meer te weten te komen over de Chayah-dimensie van onze ziel. Nu gaan we verder met de volgende stap: de Yechidah.
We zullen het alleen in korte termen bekijken, vanwege de complexe aard van deze materie.
Het Yechidah-punt in onze ziel is een heel ander soort gezichtspunt in onze ziel dan elk van de andere vier gezichtspunten van de ziel. Hoewel elk van de vijf punten van de ziel allemaal van elkaar verschillen, kan toch van hen worden gezegd dat ze allemaal onder één categorie vallen.
Ter illustratie: in de dierenwereld heb je veel verschillende dieren, maar er zijn nog steeds families en groeperingen van dieren [d.w.z. de kattenfamilie, die katten, tijgers, leeuwen, jaguars, luipaarden, cheeta’s, enz. omvat]. Zo kan ook van de eerste vier dimensies van de ziel gezegd worden dat ze allemaal onder één “familie” vallen. De Yechidah van de ziel bevindt zich in een eigen ‘familie’, in tegenstelling tot de andere vier dimensies van de ziel. Hoewel de Yechidah diep verbonden is met de andere vier lagen van de ziel, is het nog steeds een klasse apart.
De Yechidah, die het diepe punt van de ziel is, ziet een andere kijk op dezelfde werkelijkheid waar wij naar kijken.
Om te illustreren wat we beschrijven, wordt de Neshamah beschreven als gedeeltelijk in de mens en gedeeltelijk in het Koninkrijk van haShem. Het deel van de Nesjamah dat in de mens woont, leeft samen met het fysieke lichaam, en het deel van de Nesjamah dat in het Koninkrijk van haShem verblijft, leeft volledig in de spirituele dimensie. Het is natuurlijk dezelfde Neshamah, maar er zijn twee gezichtspunten daarbinnen, die twee totaal verschillende dimensies zien. Het deel van de Nesjamah dat in de mens is, kan betrekking hebben op de lichamelijkheid, terwijl het deel van de Nesjamah dat in het Koninkrijk van haShem verblijft alleen een spiritueel gezichtspunt ziet.
De andere vier dimensies van onze ziel zien de werkelijkheid op een bepaalde manier die beperkt is. Maar onze Yechidah bekijkt dezelfde werkelijkheid met een veel hogere waarneming dan de lagere vier dimensies van de ziel.
Om een gelijkenis te geven die de Yechidah beschrijft, zeggen de wijzen dat “het verschil tussen Gan Eden (Paradijs) en Gehinnom (Hel) de grootte van een haarbreedte is”. Om dit op een meer praktisch niveau te illustreren, kunnen we een persoon nemen en hem in de beis midrasj zetten met een Gemara, en het voelt als Gehinnom voor hem. Een andere persoon zal het gevoel hebben dat het Gan Eden is; hij heeft het geleerd om het plezier van het leren van de Tora te proeven, dus voor hem is het leren van Gemara in Gan Eden eindeloze gelukzaligheid. De tegenovergestelde ervaring wordt gevoeld door iemand die nooit plezier heeft geproefd in zijn leren; voor hem is diezelfde beis midrasj alsGehinnom.
Alle vijf dimensies van de ziel bestaan op hetzelfde vlak, maar elk van hen ziet een ander gezichtspunt. De lagere vier dimensies van de ziel hebben allemaal dezelfde soort visie, maar de Yechidah heeft een heel ander niveau van visie. Alle vijf de visies kijken echter naar exact dezelfde realiteit.
We zullen hier verduidelijkt zien dat de Yechidah niet op een andere plaats wordt gevonden dan de andere punten van de ziel. Ze bevinden zich allemaal op dezelfde plaats. Het begrip is niet dat de Nefesj in Eretz Yisrael is, de Ruach in Europa en dat de Neshamah in Amerika is. Ze bestaan allemaal op dezelfde plek. Het is alleen zo dat elk van de dimensies in de ziel de werkelijkheid vanuit een ander gezichtspunt ziet.
De Yechidah ziet het “Licht van de/het Oneindige” in elk ding
De Yechidah kan in elk ding het ohr EinSof (licht van de/het Oneindige) zien, in tegenstelling tot onze normale waarneming van de ziel, die alleen de grenzen van iets ziet. De andere vier dimensies van de ziel zien over het algemeen een grens van iets; Elk van hen ziet een beperkt beeld, zoals we eerder hebben uitgelegd. Maar de Yechidah ziet hoe het licht van de Oneindige in iets gehuld is.
Op dit moment hebben we het niet over hoe een mens zich verbindt met het Oneindige. Dit zal in het tweede stadium van zijnbodedus zijn, wat we later zullen zien als we zover zijn, met de hulp van haShem. Op dit moment bespreken we het alleen in termen van het ontdekken en herkennen ervan. Het is in wezen om de vonk van haShem te herkennen die in ieder van ons is. Dit is de betekenis van het herkennen van de Yechidah.
De Yechidah in jou kan het licht van de Oneindige herkennen dat in jou te vinden is. Met andere woorden: er is een vonk van haShem in jou te vinden. Als je hierover nadenkt in termen van hoe het je ondersteunt, is dat niet de Yechidah, maar de Chayah. Maar als je dit begrijpt in termen van het zien van het eindeloze licht van haShem, dan is dat de visie van de Yechidah. In diepere bewoordingen: de Yechidah ziet hoe de/het Oneindige zich manifesteert in alle begrensde dingen.
Dus de andere vier delen van de ziel zien beperkte soorten visie, terwijl de Yechidah het onbegrensde ziet. De Yechidahsees (zij die de Yechida ervaren) hebben een allesomvattend uitzicht.
Over de toekomst wordt gezegd: “haShem zal Eén zijn en Zijn naam zal Eén zijn.” Het feit dat Zijn Naam één zal zijn, is in wezen de zienswijze van onze Yechidah – het is één, daarom ziet het eenheid.
Ter illustratie: de concepten van haat en ongelijkheid bestaan alleen in onze beperkte opvattingen, terwijl haat en ongelijkheid geen plaats hebben in het gezichtspunt van de Yechidah. Onze beperkte soorten waarneming zien tekortkomingen. De Yechidah ziet geen tekortkomingen. Onze beperkte waarnemingen zien beweging, terwijl onze Yechidah geen betrekking heeft op beweging. Onze wilskracht is beperkt, terwijl onze Yechidah een onveranderlijke wil is.
We kunnen tientallen voorbeelden van het concept geven, maar het punt is hetzelfde: de andere vier punten van onze ziel zien allemaal een beperkt uitzicht, terwijl onze Yechidah geen beperkt uitzicht ziet.
We hebben hier nog maar het topje van de ijsberg gezien. Dit is niet volledig te begrijpen als we niet meer in detail treden, maar dit is niet de tijd en plaats om dat te doen. Er is echt een hele vergaande studie voor nodig om het uit te leggen.
Het bereiken van de “Yechidah”, fase één: het tenietdoen van de wil
Wanneer we met onze ziel werken in een avodah (dienstwerk van haShem), zijn er altijd twee fasen: “verwijder jezelf van het kwaad” en “doe het goede”. Eerst is er een fase waarin we iets moeten ontkennen/afleggen, en dan gaan we verder met het verwerven van een nieuw niveau. Om ook de Yechidah te bereiken, moeten we ook door dit proces in twee stappen gaan; eerst moeten we ontdekken en afwijzen wat slecht is, en daarna kunnen we doorgaan met het verwerven van deze materie.
De eerste fase in het bereiken van de Yechidah, waarin we iets van ons moeten verwijderen dat slecht is, is ook de kwestie van “hishtavus”,“evenwicht”, een kwaliteit die de sefer Chovos HaLevovos beschrijft als “het doel van alle avodah”. Het concept van hishtavus (gelijkmoedigheid/ eenheid) is een geheim.
De vraag van alle vragen is of het een persoon lukt om in zijn avodah de hishtavus te bereiken. Het trekt de grens tussen de sfeer van het beperkte met het rijk van het eindeloze. In het beperkte rijk zijn er ‘verdeeldheid’, dus zijn er veel ‘verschillen’ binnen deze wereld. Maar in het rijk van het onbegrensde – de ohr EinSof – is alles één, dus er zijn geen scheidingen.
Hishtavus betekent dingen gelijkstellen, verenigen. Hoe meer we twee dingen als verschillend zien, hoe verder het verwijderd is van hishtavu’s. Hoe meer we zien hoe twee punten zich kunnen verenigen en in harmonie kunnen worden gebracht, hoe meer we ze verenigen. Dit is het concept van hishtavu’s.
Door middel van hishtavus kunnen we het “verwijder jezelf van het kwaad” deel van de avodah bereiken bij het bereiken van de Yechidah. We proberen echter niet zomaar iets af te wijzen om het af te wijzen. We zullen iets afwijzen zodat we er een eenheid door kunnen bereiken. We hebben het over het concept van bittul haratzon – “de wil nietig verklaren”. Wanneer iemand leert hoe hij zijn ratzon\wil teniet kan doen, ontkent hij zijn wil voor een groter doel: zodat hij eenheid in zijn eigen wil kan bereiken, in tegenstelling tot het hebben van vele andere verlangens. De manier waarop we hieraan werken is door te leren hoe we ons kunnen losmaken van een verlangen naar iets.
Het is onze ratzon (wil) die verantwoordelijk is voor alle ‘verdelingen’ die we altijd maken. Als we veel verlangens hebben, creëert dit ongelijkheid in de ziel. Ratzon wordt ook wel “Keser” (letterlijk “Kroon”) genoemd; om specifieker te zijn, ratzon is de buitenste laag van “Keser”. Na “Keser” strekt het ratzon zich uit tot het rijk van het denken, en vervolgens tot de emoties. Dus om het idee van ongelijkheid en verdeeldheid in onze bodem uit te wissen, moeten we de wortel ervan uitwissen, namelijk ons ratzon.
Om dit te begrijpen, moet u aan het volgende denken. Een mens wil het licht van de EinSof bereiken. Hij zou er echter niet naar hoeven te verlangen, als het al in zijn ziel is geopenbaard. Als dat zo is, waarom verlangt iemand dan naar het licht van EinSof? Het moet zijn dat hij iets wil. Als hij niets zou willen, betekent dit dat hij de EinSof al in zich heeft geopenbaard, dus hij zou niets anders willen. Een mens heeft geen verlangen naar iets wat hij al bezit; Hij hoeft het niet te willen, want het is al een deel van zijn bestaan.
Om de Yechidah te bereiken, moet er mesirus nefesj zijn, een opgeven van de wil. De term nefesh (ziel) wordt vaak vereenzelvigd met de term ratzon (wil), omdat de wil is hoe we onszelf ervaren. Het concept van mesirus nefesh gaat eigenlijk over mesirus haratzon, het opgeven van je wil. Dit komt omdat wanneer je opgeeft wat je wilt, het voelt alsof je jezelf opgeeft, voor iets groters. Er zijn echter niveaus van het opgeven van de wil – een gedeeltelijk niveau, waarin we bepaalde verlangens opgeven, en het meer volledige niveau, dat is wanneer we de wil volledig opgeven.
Als iemand bijvoorbeeld een verlangen heeft naar een bepaald voedsel en hij weerhoudt zich ervan het te eten, dan heeft hij zijn wil opgegeven, maar het is slechts gedeeltelijk, omdat hij nog steeds die wil heeft. Er is een hoger niveau: het volledig opgeven van de wil. De waarheid is dat niemand dit niveau perfect kan bereiken, maar iedereen kan het wel op zijn eigen niveau tot op zekere hoogte bereiken.
Dus de eerste fase in het bereiken van de Yechidah is het tenietdoen van de wil. Het zou moeten beginnen met het opgeven van de verlangens naar dingen die verboden zijn, en dan zou men dan moeten werken om zelfs toegestane verlangens op te geven; zoals we weten, wordt de heiligheid van een mens bereikt wanneer hij zich niet overgeeft aan zelfs toegestane verlangens, omdat zelfs toegestane verlangens de ziel bezoedelen. Daarna is er een hoger stadium, waarin men zelfs heilige verlangens teniet moet doen. Op dat niveau bereikt men het geheim van hishtavu’s.
In onze huidige staat zijn we niet in staat om onze verlangens volledig teniet te doen – zelfs niet verlangens naar het verbodene, en zeker niet met heilige verlangens. We kunnen ons verlangen naar verboden dingen niet tenietdoen, omdat we leven na de “zonde van Adam”, waarin de kwade effecten van het serpent nog steeds op onze ziel zijn, waardoor we onze verlangens naar het kwaad niet volledig teniet kunnen doen. De wijzen stellen dat er vier tzaddikim waren die nooit zondigden, en de enige reden waarom ze stierven was te wijten aan het effect van het serpent. Dit impliceert dat we allemaal door dat effect van het serpent worden beïnvloed. We zijn dus niet in staat om ons volledig los te maken van kwade verlangens, en we kunnen ons zeker niet volledig losmaken van toegestane verlangens.
Wat heilige verlangens betreft, het zou schadelijk zijn als we ons ervan zouden losmaken, omdat we heilige verlangens nodig hebben om spiritueel te overleven. Als iemand zijn heilige verlangens zou opgeven, zal hij de mitswos (chas v’shalom) niet willen houden. Omdat we in een wereld leven waarin er kwaad is, dat alleen kan worden rechtgezet als we er mitswos in doen, zou het voor ons verboden zijn om onze heilige verlangens volledig teniet te doen.
(Er is echter nog steeds een concept van het tenietdoen van heilige verlangens dat we kunnen doen, zoals in het volgende scenario: Als iemand een mitswa wilde doen en er gebeurde dan iets dat niet zijn schuld was dat hem verhinderde de mitswa te doen, dan moet hij dit accepteren als een decreet vanuit de Hemel en niet van streek zijn. Op deze manier ‘vernietigt’ hij zelfs een heilig verlangen.)
Samenvattend is het eerste niveau dat we eraan moeten wennen om onze verlangens teniet te doen, althans op een gedeeltelijk niveau, door ons te onthouden van verboden handelingen, evenals van toegeven aan toegestane verlangens; en soms zelfs van heilige verlangens, zoals we hierboven hebben uitgelegd. Dit is de eerste fase in het bereiken van de Yechidah: het tenietdoen van de verlangens.
Onze weg door de ziel wandelen – naar boven en naar beneden
Er zijn twee benaderingen in hoe we met onze ziel wandelen: ofwel om onze weg naar boven te wandelen (beginnend vanaf het laagste punt) of om onze weg naar beneden te wandelen (beginnend vanaf het hoogste punt).
Wanneer we de eerste benadering gebruiken, naar boven werkend, beginnen we met Nefesj, dan Ruach, dan Neshamah, dan Chayah en dan Yechidah.
Als we de tegenovergestelde benadering gebruiken, beginnen we met het tenietdoen van onze verlangens, waardoor de Yechidah in onze ziel begint te schijnen met elke keer dat we dit doen. Door het tenietdoen van een verlangen, staan we in contact met hishtavus (gelijkmoedigheid en een totale onverschilligheid voor invloeden van buitenaf) ̧ en dit activeert het licht van onze Yechidah. Van daaruit kunnen we verder gaan met Chayah, dan Neshamah, dan Ruach, eindigend bij Nefesh – als een continu proces.
In de studie van dit moment gebruiken we de eerste benadering, waarbij we ons een weg naar boven banen. De andere benadering is echter ook geldig. We zullen zien waarom elk van hen geldig is.
De benadering van deze studie, waarbij we ons een weg naar boven banen, is gebaseerd op het concept van de “ladder van groei” die wordt opgesomd door de wijze rabbijn Pinchos Ben Yair, die begint met zehirus (waakzaamheid), zerizus (ijver), nekiyus (reinheid), enz. De andere benadering, die naar beneden werkt, wordt weerspiegeld in het verhaal van Rabbi Eliëzer Ben Dordaya, die zoveel huilde totdat hij zijn ziel opgafen slechts één moment het toppunt van spiritualiteit bereikte. Hij vernietigde zijn verlangens – hij bereikte zijn Yechidah.
Aan het tenietdoen van de verlangens moet slechts langzaam en geleidelijk worden gewerkt. Met elk verlangen dat een persoon loslaat, onthult hij meer en meer hishtavu’s. Dit begint langzaam maar zeker het licht van de EinSof te openbaren, want het licht van de EinSof is vervat in hishtavu’s;dat is hoe de Yechidah in de ziel wordt geopenbaard.
Dit is de algemene beschrijving van de eerste fase in het bereiken van de Yechidah. De details hiervan zijn talrijk, want er zijn talloze verlangens die ieder mens heeft, die ook vele vertakkende verlangens in zich hebben.
[De Yechidah is niet de Ratzon (Ratzon = wil en verlangen)]
Nu moet het volgende punt duidelijk worden gemaakt.
Er waren velen die geloofden dat de Yechidah van de ziel de ratzon (wil) is. Als gevolg hiervan dachten ze dat de volledige band met haShem alleen bereikt kan worden door toegang te krijgen tot hun kracht van ratzon. Immers, Chazal zegt: “Het is onze wil om Uw wil te doen”, wat inhoudt dat men zijn ratzon moet transformeren in de ratzon van haShem .
Wat die mensen zich echter niet realiseerden, was dat dit perspectief alleen geldig is vanuit het gezichtspunt van dit huidige tijdperk van 6000 jaar, dat een beperkt rijk is. Het punt van ratzon is het diepste punt binnen dit beperkte rijk – maar niet in het rijk van het onbegrensde Koninkrijk van haShem. Een hint hiervoor is dat het woord ratzon afkomstig is van de woorden ratz (rennen) en tzar (smal), wat impliceert dat de wil de perceptie van een persoon vernauwt. De Yechidah is het punt boven ratzon. Op een diepere noot, de ratzon is wat de Yechidah verhindert – als iemand niet verder kan gaan dan zijn ratzon, is hij niet in staat om de Yechidah te onthullen.
Het bereiken van de Yechidah, fase twee: het bereiken van eenheid
Tot nu toe legden we het eerste deel van het bereiken van de Yechidah uit, namelijk “verwijder jezelf van het kwaad” (ontken je verlangens). Nu zullen we het tweede deel uitleggen, namelijk ‘goed doen’.
Zoals we eerder hebben uitgelegd, is het verschil tussen de Yechidah en de andere lagen van de ziel dat de Yechidah eenheid ziet, terwijl de rest van de ziel verdeeldheid ziet. Dus om het perspectief van de Yechidah te bereiken, moeten we een allesomvattende visie (“koach hakolel”)onthullen.
Er zijn niveaus binnen “koach hakolel”. De Chayah in de ziel bevat ook “koach hakolel”, maar het is niet zo inclusief als we het vergelijken met de visie van de Yechidah. De Chayah omringt de Nefesj, Ruach en Neshamah, dus het is in iedereen aanwezig. Dit wordt uitgelegd in de geschriften van de Arizal. Hoewel de Chayah meer inclusief is dan de lagere zielslagen, is het niet zo inclusief als de Yechidah.
Er zijn dus niveaus in inclusiviteit – een gedeeltelijk niveau en een volledig niveau. Om het concept te illustreren, zijn er positieve geboden en negatieve geboden. Dit zijn de regels van de Tora, en ze bevatten veel details. Dat is een vorm van inclusiviteit. Maar er is iets hogers dat alle mitswo’s in zich draagt: de EinSof (het Oneindige) van haShem. De EinSof van haShem omvat alles. Het bevat niet alleen alle details; het is veel inclusiever dan dat. Het is de Allesomvattendheid zelf.
Als we het woord ‘alles’ zeggen, wat betekent dat dan? Betekent ‘alles’ alle details, of betekent het zelfs meer dan dat? Het betekent meer dan het hebben van alle details; Het betekent dat er van alles is. Als ‘alles’ alles is omdat het alle details omvat, is dit een gedeeltelijk niveau van inclusiviteit, omdat het ‘alles’ is met betrekking tot details. Dat is het ‘alles’ waartoe de Chayah in staat is. Maar als ‘alles’ ‘alles’ is omdat het als ‘alles’ wordt gezien, dan is het een veel bredere vorm van inclusiviteit. Het is het ‘alles’ zelf. Dat is het ‘alles’ dat in de Yechidah besloten ligt.
Dus als we hier uitleggen dat de Yechidah in de ziel alle details omvat, dan richten we ons op een gedeeltelijk niveau van de Yechidah, niet op het volledige niveau. Om te zeggen dat de Yechidah alle ‘details’ omvat, is een definitie van Yechidah in vergelijking met de Chayah, maar het beschrijft niet de werkelijke visie op de Yechidah.
Het Chayah-niveau van de ziel wordt chochmah (wijsheid) genoemd, en de bron van chochmah ligt in “ayin” (niets), zoals wordt gezegd in het vers: “Wijsheid, waar wordt het gevonden?”, en ayin wordt geïdentificeerd als Yechidah. Maar “ayin” is slechts een definitie van Yechidah vanuit het gezichtspunt van de Chayah, wat betekent in vergelijking met de visie van de Chayah. Ayin beschrijft dus niet het totale niveau van de Yechidah. De Yechidah zelf wordt niet bepaald door hoe het zich verhoudt tot de Chayah. De Yechidah is gewoon de Yechidah zelf. De Yechidahzelf wordt niet gedefinieerd als iets dat alle ‘details’ omvat.
Dit is een extra fout die mensen maakten over de Yechidah, met betrekking tot de Yechidah als de wortel van alle details, terwijl dit niet het bepalende aspect van de Yechidah is. De Yechidah is de Yechidah zelf, en er is een extern resulterend aspect van, namelijk dat het in alle details kan worden gekleed en verlicht. Het Chayah-niveau van de ziel wordt inderdaad gevoed door dat uiterlijke resultaat van de Yechidah. Maar de Yechidah zelf is een allesomvattende realiteit, afgezien van de inclusiviteit van details. Het is alles, op zichzelf [en dit is een feit, ongeacht hoe het zich verhoudt tot de details die erin zijn opgenomen].
Laten we nu eens kijken hoe dit op persoonlijk niveau op ons van toepassing is. Als we de Yechidah in details willen openbaren, zullen we het niet hebben over de Yechidah. We zouden er alleen maar naar toe opstijgen. Maar als we de openbaring van de Yechidah willen aanraken, zoals het is, moeten we een perspectief bereiken dat “alles” is.
Hoe bereik je zo’n perspectief? “Alles” hoeft niet “alles” te betekenen met betrekking tot het opnemen van alle details. Integendeel, het heeft meer intrinsieke betekenis.
We zullen dit verder bestuderen. Het volgende is een voorbeeld van “alles” met betrekking tot het opnemen van alle details.
De wijzen zeiden: “Chavakuk kwam en vestigde ze allemaal op één – “De rechtvaardige zal leven door zijn geloof.” (Habakuk 2:4) Het “ene” ding waarvan Chavakuk vaststelt dat onze hele taak is, valt in de categorie van de Yechidah. Wat is dat ene ding? ”De rechtvaardige zal leven door zijn geloof” – het feit dat een persoon naar alles kan kijken in termen van Emoenah, het feit dat haShem alles overziet. Dit is de Yechidah, maar hier is hij gekleed op het lagere niveau. De Yechidah wordt hier gemanifesteerd en is een instructeur om ons te leren dat alle details door haShem, de Schepper, worden beheerd.
Dit is echter nog niet het hogere perspectief dat ‘alles’ wordt genoemd. Het is eerder een perspectief waarin alomvattendheid doorschijnend wordt in details; Het is een manier om tot het innerlijke punt te komen, maar het is nog niet het eigenlijke innerlijke punt. De Yechidah zelf, zoals het is, zijn innerlijke punt, wordt niet gedefinieerd als Emoenah, wat gaat over hoe alle details door haShem worden beheerd.
Hier is nog een voorbeeld. De Yechidah kan worden gedefinieerd als “Emoenah” in relatie tot het feit dat het Joodse volk “één natie op aarde”wordt genoemd, maar dit is niet het algemene, collectieve niveau van Yechidah. Het is eerder een Yechidah op een meer relationeel niveau, in de zin dat het hele Joodse volk één is.
In principe is de regel dat de Yechidah niet wordt gedefinieerd als iets dat een combinatie van details uitdrukt of als een wortel van details. Het is eerder een uitdrukking van eenheid zelf. Als we begrijpen wat eenheid is op zichzelf, dan is dat de visie van de Yechidah.
Het is begrijpelijk dat er niveaus zijn binnen de Yechidah. Het hoogste niveau van Yechidah is de algemene Yechidah, wat de ohr EinSof is, het Oneindige Licht van haShem, dat allesomvattend is. Het lagere niveau van Yechidah is het individuele, persoonlijke niveau van Yechidah [in zichzelf].
Hier is nog een voorbeeld. Als we aan Kohaniem denken, zullen we aan alle Kohaniem denken als één groep Joden die bekend staan als Kohaniem. Dit is een zekere mate van de visie van de Yechidah, want het is een visie van “eenheid” met betrekking tot hoe we Kohaniem zien. Als we de zienswijze verder uitbreiden, is het hele Joodse volk één, want er staat geschreven: “Eén natie op aarde.” Dit is een meer inclusieve kijk op Yechidah, want het omvat het hele Joodse volk. Als we deze visie nog verder uitbreiden, is er een manier om de hele schepping met deze eenheid te bekijken, en in zo’n visie is de Yechidah zelfs nog inclusiever.
De visie van Yechidah wordt dus niet gedefinieerd als de combinatie van alle details. Het is eerder om alle afzonderlijke onderdelen als één geheel te zien. Nogmaals, we zullen herhalen dat de visie van de Yechidah afzonderlijke delen niet als verenigd ziet. Dat zou de visie van de Chayah zijn, wat een visie is die details verenigt.
De visie van de Yechidah op eenheid is als de oorspronkelijke eenheid tussen man en vrouw, vóór de zonde, van “En zij zullen één vlees worden.” In Adams oorspronkelijke staat bestond hij niet uit twee afzonderlijke delen die één werden. Integendeel, man en vrouw waren oorspronkelijk één. Wanneer een man en een vrouw trouwen, is het diepere perspectief hierop niet dat ze twee delen zijn die samenkomen (dat zou de visie van de Chayah zijn) – het is eerder de visie van de Yechidah, waarin ze allebei één eenheid (één ziel) zijn.
Zo is het ook met al het andere dat we bekijken. Telkens wanneer we naar verschillende details kijken, als we ze allemaal als één zien, is dit de wortel van de visie van de Yechidah.
Dus, om de Yechidah te onthullen, moet men leren hoe je een verenigd perspectief op de dingen kunt zien. Het basisconcept ervan is om eraan te wennen om twee afzonderlijke delen als echt één te zien, in tegenstelling tot alleen maar te zien hoe twee verschillende delen bedoeld zijn om verenigd te worden.
We hebben hier hierboven al een voorbeeld van gegeven, met betrekking tot het huwelijk, waarin het perspectief zou moeten zijn: “En zij zullen één vlees worden” – dat de man en vrouw één eenheid zijn, niet twee afzonderlijke delen die samenkomen. Men kan deze visie uitbreiden naar het hele Joodse volk, door ze allemaal als één te zien, en men kan zelfs nog verder gaan en de hele schepping als één beschouwen.
Om de hele schepping als één te zien, is als wat er in het vers geschreven staat: “En het zal zijn dat haShem Koning zal zijn over de hele aarde, en op die dag zal het zijn dat haShem Eén is en Zijn Naam Eén.” De woorden “haShem is Eén” verwijzen naar achdus peshutah – de onverdeelde eenwording van alles – en de woorden “Zijn Naam is Eén” verwijzen naar alle scheppingen, die volledig uit de Namen van haShem zijn geschapen. De woorden “Zijn Naam is Eén” vertellen ons dat alle scheppingen werkelijk één geheel zijn. Wanneer we deze visie hebben, onthullen we de visie van de Yechidah.
In diepere woorden die dit concept duidelijker maken, moet een persoon zoveel mogelijk proberen om elk ding in de Schepping op twee niveaus te zien: als een deel dat gescheiden is van andere delen in de schepping, en als iets dat verenigd moet worden met het grotere geheel van de Schepping, en ten slotte als iets dat deel uitmaakt van de eenheid van de hele Schepping. Eerst moet men het zien als afgescheiden (nifrad), dan moet men het verbinden (me’uchad), en dan moet hij het zien als altijd één te zijn geweest met de rest van de schepping (echad). Men moet hetzelfde blijven bekijken met deze drie verschillende perspectieven.
Er zijn echter enkele dingen waarin het verboden is om ze te zien als verenigd met de rest van de schepping, en hetzelfde geldt vice versa – er zijn dingen waarin het verboden is om ze als ongelijksoortige delen te zien. Als we bijvoorbeeld de Vier Soorten (de Loelav en Etrog) op Succot bewegen, mogen we ze niet individualiseren. Als iemand een van de vier soorten neemt zonder de andere drie, vervult hij de mitswa niet. De mitswa is om alle vier de soorten samen in één bundel te nemen. Dit is een mitswa waarin van ons wordt verlangd dat we alle delen als één geheel zien, waarbij we geen van de delen mogen individualiseren.
We vinden ook gevallen waarin het verboden is om twee verschillende delen met elkaar te verbinden. Een voorbeeld hiervan zijn verboden relaties, zoals het verbod van de Tora om met familieleden te trouwen. Als het gaat om deze relaties, is de avodah van een persoon om de individualiteit van delen te herkennen. Maar in gebieden waar het niet verboden is om dat te doen, is er een diepe avodah van onze ziel om een perspectief van eenheid met de Schepping te verwerven.
In de realiteit van onze wereld waarin we leven [als het gaat om gebieden van het houden van halacha], zijn er momenten waarop we de “gescheiden” modus moeten aanpassen, waarin we de individualiteit van de delen van de schepping herkennen, en er zijn tijden waarin we details moeten verenigen. Maar het diepste perspectief, echad, waar alles als één wordt gezien, is niet een perspectief waarmee we praktisch kunnen leven en waarnaar we kunnen handelen. Met andere woorden, het perspectief van echad-eenheid kan niet worden toegepast op een van de mitswo’s en halachos die we in onze tijd houden.
De reden hiervoor is duidelijk en eenvoudig. Het perspectief van Echad is het licht van de toekomst, maar momenteel zijn we in ballingschap. In de huidige staat, waar we verplicht zijn in mitswos, doen we de mitswos ofwel in “afgescheiden” modus of in “verenigde” modus, maar we kunnen de mitswos niet doen met het perspectief van echad\eenheid, want echad is een licht van de toekomst, terwijl de mitswos momenteel gewikkeld zijn in een ander “kledingstuk” dat niet van het licht van de toekomst is.
Dus, als we willen definiëren hoe een persoon het Yechidah-niveau van de ziel onthult, is het door het verwerven van een perspectief van eenheid, om alles in de Schepping als één geheel te zien. Zoals we hebben uitgelegd, betekent dit dat we er eerst aan moeten wennen om elk ding voor ons te zien vanuit drie verschillende perspectieven: om het te zien als geïndividualiseerd (nifrad), dan om het te zien als een deel dat verenigd is met alle andere delen in de Schepping (me’uchad), en dan kunnen we proberen het te zien als onderdeel van de eenheid van de Schepping (echad).
Het volgende voorbeeld kan ons helpen om ons tastbaarder tot het concept te verhouden, zodat we dit idee beter in ons leven kunnen implementeren. Een mens is gezegend met een vrouw en kinderen, Baruch haShem. Hij heeft drie kinderen. Hoe zien wij dit? Als we uitgaan van het lagere perspectief, waarin we geïndividualiseerde delen zien, zien we een vader, moeder en drie kinderen. Volgens dit perspectief, dat de afzonderlijke delen ziet, hoeveel zielen zijn hier aanwezig? Vijf. Als we de hogere zienswijze nemen, waarin we details verenigen, zullen we de man en vrouw als één zien, want het zijn twee delen die zijn samengesmolten tot één, dus we zullen vier zielen voor ons zien (de man/vrouw en de drie kinderen).
Als wij het hoogste standpunt innemen, wat eenzijn is, zullen wij de hele familie als één zien, want omdat zij allemaal met elkaar verbonden zijn, zijn het in werkelijkheid vijf zielen die door eenzijn met elkaar verbonden zijn en daarom zijn het in werkelijkheid vijf zielen die één zijn. Ook binnen dit hogere gezichtspunt kunnen we het eenzijn zelfs nog verder doorvoeren, want we kunnen alle zielen van de kinderen zien als zijnde opgenomen in de ziel van hun vader, dus alles bij elkaar is er één ziel voor ons!
Het idee hierachter is om alles wat we kunnen zien te nemen en er drie verschillende perspectieven op te ontdekken: om de realiteit van afzonderlijke delen te zien, om de realiteit te zien waarin er een eenwording van delen is, en om de realiteit te zien waarin er één eenheid is. Door aan dit perspectief te wennen, ontvangt de ziel langzaam het vermogen om de dingen te zien in termen van eenheid, wat de openbaring is van het Yechidah-niveau van de ziel.
In diepe bewoordingen is het hele geheim van hisbodedus (zelf afgezonderd gebed met haShem) dit geheim van eenheid (echad). Het hele idee van zijnbodedus houdt in dat je jezelf van alles moet isoleren en de eenheid moet onthullen die in je is. Het geheim van hisbodedus is dus het geheim van eenheid. Echter, in de allereerste stadia van hisbodedus, wat het externe niveau van hisbodedus is, moet je je afscheiden van alles en iedereen om je heen, en op dat elementaire niveau ben je alleen “alleen” in de zin van gescheiden zijn van alle anderen (nifrad). Maar dit is allemaal een hulpmiddel dat bedoeld is om gebruikt te worden om het meer innerlijke perspectief binnenin jou te onthullen, wat “echad” wordt genoemd – eenheid.
Onthullende “Echad” – Eenheid
In het begin van deze studie legden we uit dat er drie stadia zijn van hisbodedus, ook wel hisbonenus (reflectie) genoemd: het vinden van jezelf, het vinden van je band met haShem en het vinden van haShem. Dit zijn allemaal onderdelen van hisbodedus. In diepere bewoordingen: het zijn allemaal stadia die nodig zijn om de staat van echad, “eenheid”, te vinden.
De voorbereidende fase van het vinden van “echad” is wanneer men alleen is met zichzelf, om simpelweg zichzelf te ontdekken. Daarna is de avodah voor iemand om in een staat te zijn waarin hij “echad” (één) is met haShem (door het werk van Yeshua haMasjiach), wat ook een manier is om eenheid te voelen. Ten slotte is er een avodah voor iemand om “echad” te voelen op het meest absolute niveau, dat is wanneer men gewoon haShem alleen vindt [zonder zelfgevoel].
Deze drie stadia zijn echter allemaal manieren om iemands Yechidah te vinden, die “echad” (de staat van “eenheid”) wordt genoemd. Het zijn in wezen allemaal drie fasen om bij “echad” te komen.
Op het eenvoudigere niveau van hisbodedus vindt een persoon de staat van “echad” door na te denken over hoe de hele schepping één eenheid is. Dit is de eerste fase, waarin men “zichzelf” vindt als deel van het collectieve geheel. Het is nog steeds de buitenste laag van “echad” en nog niet het binnenste stadium. Hoewel het uitwendig is, is het nog steeds noodzakelijk, omdat dit het gereedschap is dat men nodig heeft om zichzelf in het absolute stadium van “echad” te brengen.
Ook hier schuilt een gevaar in deze fase. Wanneer iemand alleen is in een bos of op een afgelegen plek die ver weg is van mensen, zal hij zich alleen gaan voelen, en dan kan hij te veel op zijn ego gericht raken. Nu hij weg is van mensen, zal hij alleen voelen dat hij bestaat – en dat is het ego.
Er zijn inderdaad veel mensen die totale egoïsten zijn geworden vanwege het beoefenen van hisbodedus! Zo iemand heeft een uur van de dag om alleen aan zichzelf te denken, dus gebruikt hij die tijd om alleen maar op te gaan in zijn eigen bestaan. Dit is het tot schande maken van het niveau van de Yechidah, want de persoon neemt het meest Hemelse licht dat mogelijk is, wat “echad” is, en gebruikt het om alleen in zichzelf ondergedompeld te worden.
De persoon zal in zichzelf worden ondergedompeld: “Wat is er vandaag met mij gebeurd? Wat moet ik doen? Hoe kan ik bidden voor wat ik nodig heb…?” Daar hebben we een woord voor, en dat heet: zelfabsorptie! (Natuurlijk, om te voorkomen dat iemand zich totaal egoïstisch over zichzelf voelt, kan hij er een tefillah voor Klal Yisrael aan het einde van de hisbodedus toevoegen, en op deze manier voelt hij zich alsof hij zijn verplichting heeft vervuld ten opzichte van het grotere geheel van Klal Yisrael. Maar het feit is dat hij het grootste deel van de tijd nog steeds in zichzelf verwikkeld is.)
Een persoon moet leren hoe hij zijn eigen privé-bestaan kan verlaten, zich afzondert van anderen om de staat van “echad” (eenheid) te vinden om te onthullen hoe “haShem’s Naam één is” – dat alle scheppingen werkelijk één eenheid zijn. Dit is de ware, innerlijke vorm van hisbodedus.
Het begrijpen van de werkelijkheid door middel van de Yechidah is dus voor iemand het onthullen van de staat van het ware “alleen”, van “echad”, eenheid. Het uiterlijke deel van het alleen zijn, fysieke afzondering, is slechts een middel om het grotere doel te bereiken, namelijk dat een persoon zijn eigen staat van “echad”, eenheid, bereikt. Van daaruit kan een persoon verder gaan en beseffen dat de hele schepping in werkelijkheid “echad” is.
Moge haShem ons allen het vermogen geven om het innerlijke punt in ons te onthullen en het te verbinden met haShem, de Schepper, – en om de realiteit van Zijn Eindeloosheid volledig te ontdekken.
Begrippenlijst
avodah | Dienen / dienstbaarheden / dienstwerken |
achdus | Eenwording / unificatie |
achdus peshutah | de onverdeelde eenwording van alles |
Adam haRishon | De eerste mens |
Avodas haShem | Dienstwerken voor haShem |
Ayin | niets |
b’nei aliyah | degenen die door Yeshua zijn vrijgekocht |
B’reshit | בראשית “In begin” |
binah | contemplatie |
bittul | zelfvernietiging |
chas v’shalom | haShem verhoede |
Chayah | ‘de Levende’, verwijst naar de wisselwerking tussen bewustzijn en zijn bovenbewuste oorsprong haShem |
Chiyu / chiyus | Vitaliteit / energie |
chochmah | wijsheid |
chochmah ilaah | Hogere wijsheid |
chochmah tata’ah | Lagere wijsheid |
D’veykus | Gehechtheid aan haShem |
echad | één |
Elokus | G’ddelijkheid |
Emoenah | Geloof, Kracht, Vertrouwen en Liefde |
Gan Eden | Paradijs |
Gehinnom | hel |
Gemara | De commentaren van belangrijke rabbijnen, wetsgeleerden, filosofen en anderen op de Misjna wat uitleggingen zijn van de Torah |
hafshatah | innerlijke verschuiving van perspectief / afstoten / verwijderen / onthechting |
Halacha / halachos | Dagelijkse regels en wetten |
hisbodedus | zelfafgezonderde gebedstijd |
Hisbonenus | vermogen tot reflectie |
Hishtavus | gelijkmoedigheid/ eenheid |
hisorerus | de kracht van zelfontwaking / enthousiasme / inspiratie |
hispaalus | verwonderd zijn |
Jichoed / yichud | Eenheid van haShem |
Keser | kroon |
koach | potentieel |
koach hakolel | allesomvattende visie |
lev tahor | Zuiver hart |
machshavah | Kracht van het denken |
makif | een blik vanuit de omgeving van de persoon |
me’uchad | verbinden |
mekor haneviah | Innerlijke bron van energie |
mesirus haratzon | Opgeven van je wil |
Middo | emotie |
Mitswos | geboden |
Mudaut | bewustzijn |
Nefesh | het spirituele bestaan dat in het lichaam verblijft en de fysieke stofwisseling in werking houdt en de persoon in leven houdt |
nekiyus | reinheid |
Neshamah | innerlijke ziel, is het spirituele bestaan dat de mens naar haShem trekt |
Neshamos | zielen |
nifrad | Afgescheiden / geïndividualiseerd |
Ohr | Spiritueel Licht |
Ohr Einsof | Licht van de Oneindige |
Ohr makif | Omringend Licht |
Olamos | werelden |
Ratzon | De wil / het verlangen |
Ruach | een verbinding tussen de nesjama en de Nefesh |
Ruach haKodesh | Heilige Geest |
sefarim | Boeken van wijsheden |
sefarim hakedoshim | Boeken die op beroemde wijze een hiërarchie van de natuur beschrijven |
shmuess | Inspirerende lezing |
sugya | Een passage uit de gemara waarin een specifiek ondewerp in de Misjna wordt besproken |
Tefillah | gebed |
tefillah | Gebeden vanuit het hart |
tzaddikim | gerechtvaardigden |
Yachid | individueel |
Yechidah | ‘de enige, unieke’, heeft betrekking op het goddelijke aspect van de ziel |
zechusim | verdiensten |
zehirus | waakzaamheid |
zerirus | ijver |
zijnbodedus | jezelf van alles isoleren en de eenheid onthullen die in je is |