In 1 Thessalonicenzen 5:19, vertelt de apostel Shaul ons om de Ruach haKodesh niet te doven.
Thessaloniqim Aleph (1 Thess.) 5:16-22
Verblijd u altijd. Bid zonder ophouden. Dank God in alles. Want dit is de wil van God in Christus Jezus voor u. Blus de Geest niet uit. Veracht de profetieën niet. Beproef alle dingen, behoud het goede. Onthoud u van elke vorm van kwaad.
Wat betekent: “de Ruach haKodesh niet uitdoven”?
Oorspronkelijk leefden Adam en Havvah (Eva) in de gunst (genade) van JHWH. Maar in het begin heeft JHWH de mensheid niet Zijn apart zettende Ruach haKodesh gegeven: hij gaf de mens alleen de levensadem (נִשְׁמַת חַיִּים).
Genesis 2:7
toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen.
Omdat ze alleen de levensadem hadden, waren Adam en Havvah geen door de Ruach haKodesh geleide wezens. Het zou pas veel later zijn dat JHWH de kleine zachte Stem zou geven aan degenen die in Zijn Zoon geloven, de zachte Stem die hun voetstappen dag in dag uit begeleiden, die hen laat weten welke weg te gaan.
Yeshayahu (Jesaja) 30:21
Met uw eigen oren zult u een woord van achter u horen: Dit is de weg, bewandel die. Dit voor het geval u naar rechts of naar links zou gaan.
Zonder de Ruach haKodesh om hen te begeleiden was het enige wat Adam en Havvah konden doen te proberen om hun leven te leven met hun beperkte menselijke intellect. Maar aangezien het intellect alleen ons niet zal leiden de stem van JHWH te horen of te gehoorzamen, waren Adam en Havvah niet in staat in de gunst van JHWH te blijven.
Koning Salomo was volgens de Tenach de wijste man die ooit heeft geleefd. Hij vertelde ons dat er een manier is die rechtvaardig lijkt naar het verstand van een mens, maar het einde is alleen de weg van de dood.
Mishle (Spreuken) 14:12
Er is soms een weg die iemand recht schijnt, maar het einde ervan zijn wegen van de dood.
Zonder overgave aan de leiding en sturing van de Ruach haKodesh, kan men niet samen in vrede leven met andere mensen, want zelfs als we doen wat goed voor ons lijkt, en zij doen wat goed voor hen lijkt, het maakt niet uit hoe we proberen om onszelf voor de gek te houden, alles wat er werkelijk gebeurt is dat we allemaal onze eigen vleselijke begeerten en lusten navolgen.
Terwijl het boek Genesis echte gebeurtenissen beschrijft die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, is het ook symbolisch. Genesis hoofdstuk drie vertelt ons hoe Havvah zag dat de boom goed was tot spijs, en dat hij een lust voor de ogen was, en dat het wenselijk was om zich verstandig te maken.
B’reisheet (Genesis) 3:6
En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan.
Havvah zag dat de vrucht van de boom er goed uit zag en dat het goed zou smaken, en dat het haar verstandig zou maken in haar eigen ogen, dus in plaats van te gehoorzamen aan wat JHWH had gezegd, deed ze wat recht leek in haar ogen: ze nam van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad, en haar man, die bij haar was stond het niet alleen toe, maar hij deed hetzelfde.
Vanuit andere studie weten we dat de Boom van de Kennis geen letterlijke fruitboom is. Integendeel, het is het symbool van onze wens om voor onszelf te beslissen wat goed en fout is, in plaats van het advies van JHWH in te winnen. Maar laten we vaststellen dat de Boom van Kennis van Goed en Kwaad “in het midden” van de tuin was.
B’reisheet (Genesis) 3:2-3
En de vrouw zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u.
Dat de boom der kennis in het “midden” van de tuin was is het symbool van ons vleselijke menselijke verlangen om te doen wat goed lijkt in onze eigen ogen (in plaats van in de ogen van JHWH). Het verlangen om onze eigen gedachten te laten bepalen wat goed en fout is, staat centraal in onze houding.
Het boek Genesis is profetisch, omdat het patronen beschrijft die zich keer op keer herhalen, door de hele geschiedenis heen. De zaken die in Genesis voorkomen zijn herkenbaar in de hele latere menselijke geschiedenis.
Lucifer wordt beschreven als “de brenger van verlichting”. Een van de oprichters “denkers” van de Verlichting Beweging van de 16e en 17e eeuw was Rene Descartes, de Franse filosoof die een serie van drie verontrustende dromen had waarin hij vond dat hij “gecommuniceerd” had. Na deze verontrustende dromen kwam Descartes aan met zijn beroemde uitspraak: “Ik denk, dus ik besta”. Laten we echter de Schriftuurlijke betekenis van de uitdrukking, “ik ben” goed begrijpen.
Shemote (Exodus) 3:13-14
En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen? En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.
Yeshua zegt ook: “Ik ben”.
Yochanan (Johannes) 8:58
Yeshua zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham geboren was, ben Ik.
Dus als de filosoof Rene Descartes zegt: “Ik denk, dus ik besta”, is dat niet hetzelfde als te zeggen: “Ik ben, want ik denk”? (Dat is het inderdaad.)
Wanneer wij geloven in JHWH, dan beschouwt de wereld ons als “Yahwisten”, en noemt de wereld ons geloof het “Jahwisme”. We heten “Yahwisten” vanwege onze overtuiging dat JHWH ons geschapen heeft, en Hij ons alleen daarom kan rechtvaardigen door Zijn offer.
Maar, als we geloven dat we bestaan omdat we denken dan geloven we, in Bijbelse termen, dat ons denken ons geschapen heeft. Degenen die op deze manier geloven worden “rationalisten”, en nog gekker is hun mening en hun opvatting “omdat ik denk, ben ik Elohim (God)”. Dat is eigenlijk wat Descartes zei. Ironisch genoeg is dit de overheersende denkrichting die wordt onderwezen aan de meeste mainstream universiteiten en hogescholen in het “gekerstende” westen.
Als JHWH ons geschapen heeft, dan danken we ons leven aan Hem, en kan alleen Hij ons rechtvaardigen. Echter, als we worden gerechtvaardigd door JHWH, dan moeten we uitzoeken wie Hij is en wat Hij wil, en zouden we er het best aan doen te doen wat Hij zegt. Maar als we in tegenstelling daartoe simpelweg bestaan omdat we denken, dan zijn we geen enkele trouw of gehoorzaamheid schuldig aan JHWH. We kunnen dan doen wat onszelf goed en recht lijkt, omdat we onszelf zien als onze eigen Elohim. Dit is, in feite, de manier waarop de meesten in deze wereld denken.
JHWH manifesteerde Zichzelf in menselijke vorm, en kwam onder wonen. (We bespreken de natuur van Yeshua in de studie, ‘Yeshua is JHWH’.) Om ons te herstellen naar Zijn gunst en genade nam Hij de straf op Zich van onze mislukking te leven in gehoorzaamheid aan Hem. Maar zodra we Zijn offer aanvaard hebben zijn we de rest van ons leven aan Hem verschuldigd. Bovendien willen we, vanuit een diep gevoel van dankbaarheid, met Hem wandelen op al onze wegen.
Yochanan (Johannes) 13:15
Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u zult doen zoals Ik voor u heb gedaan.
Maar naast het gebruik van ons verstand om te proberen te zijn zoals Hij, moeten we de Vader ook vragen om Zijn Ruach haKodesh in ons te plaatsen. Op die manier kan Zijn Ruach haKodesh in ons wonen, en ons gemakkelijker langs de juiste weg leiden.
Yeshayahu (Jesaja) 30:21
Met uw eigen oren zult u een woord van achter u horen: Dit is de weg, bewandel die. Dit voor het geval u naar rechts of naar links zou gaan.
Dit is hetzelfde als dat we zeggen dat we een diepe, blijvende persoonlijke een-op-een relatie met Yeshua onderhouden. Wanneer wij in Hem blijven, zal Zijn Ruach haKodesh in ons blijven, zodat we in voortdurende gemeenschap kunnen leven met Hem. Op die manier kunnen we geleid worden door de Ruach haKodesh als nooit tevoren.
Yochanan (Johannes) 15:5
Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.
Het herstellen van gemeenschap tussen JHWH en de mens is niets anders dan Hem uit te nodigen de controle over ons leven over te nemen, en ons van dag tot dag door Hem te laten leiden, want als we ons niet door Hem laten leiden is vervolgens de rechts-relatie niet hersteld, en we kunnen het niet helpen maar vallen we weer uit Zijn gunst. Dit is iets dat alle gelovigen in Yeshua serieus zouden moeten overwegen.
De Schrift geeft ons veel verschillende manieren waarop we er naar streven om in de gemeenschap met YHWH Elohim te leven. Een daarvan is het “Grote Shema”.
Devarim (Deuteronomium) 6:4-9
Hoor, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één! Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht. Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat. U moet ze als een teken op uw hand binden en ze moeten als een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn. U moet ze op de deurposten van uw huis en op uw poorten schrijven.
Het woord “Hoor” is het Hebreeuwse woord “Shema” (שְׁמַע). In het Hebreeuws betekent dit woord niet alleen de geluiden te horen, maar om te horen én dan te gehoorzamen. Beide zijn noodzakelijke concepten.
OT: 8085 Shama `(shaw-mah ‘), een primitieve wortel; om intelligent te horen (vaak met implicatie van aandacht, gehoorzaamheid, enz., oorzakelijk, te vertellen, enz.):
Ons wordt vervolgens ook verteld het aangezicht van JHWH te zoeken, en tevreden te zijn als we wakker worden in Zijn gelijkenis.
Tehilliem (Psalmen) 17:15
Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen; ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld.
We moeten ook “onze ogen op Yeshua houden”. Het was bijvoorbeeld Kepha (Petrus) die zijn ogen afwendde van Yeshua, zodat hij niet meer over het water lopen kon.
Mattithyahu (Mattheus) 14:29-31
Hij zei: Kom! En Petrus klom uit het schip en liep op het water om bij Jezus te komen. Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij: Heere, red mij! Jezus stak meteen Zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld?
Dit is ook allegorisch, want als we stoppen met ons alleen te richten op Yeshua dan beginnen we te zinken ofwel af te dwalen. We vallen van onze herstelde plaats van gunst uit genade. We zijn niet langer “in de Wijnstok”.
Yochanan (Johannes) 15:4-8
Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen. Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand. Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen. Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent.
[Opmerking: Deze passage zegt niet dat we maar kunnen vragen wat we willen en dat het ons zal worden verleend, maar dat als we vragen wat Hij wil dat wij vragen, het ons gegeven wordt.]
En tenslotte, in zijn slotwoord van de brief aan de Thessalonicenzen sluit de apostel Shaul af met ons te vertellen dat we ons altijd moeten verblijden, dat we moeten bidden zonder ophouden, en in alles te danken. En dan, vreemd genoeg, vertelt Shaul ons ook dat we “de Ruach haKodesh niet moeten uitblussen”.
Thessaloniqim Aleph (1 Thess.) 5:16-19
Verblijd u altijd. Bid zonder ophouden. Dank God in alles. Want dit is de wil van God in Christus Jezus voor u. Blus de Geest niet uit.
In de Peshitta Aramaic is het woord voor ‘Geest’ hier Rucha (רוחא), dat is het Aramese equivalent van het Hebreeuwse Ruach (רוח).
19 Niet blussen de Geest.
PEH 1 Tessalonicenzen 5:19 רוחא לא תדעכון:
Interessant is dat het woord Ruach niet alleen Geest betekent, maar ook wind en adem. De wortel van het woord betekent “blazen op”, en alles wat blaast (inclusief adem) kan met dit woord worden beschreven.
OT: 7306 ruwach (roo’-AKH), een primitieve wortel; behoren, blazen op, dat wil zeggen inademen, alleen (letterlijk) om te ruiken of (impliciet, waarnemen (figuurlijk, te anticiperen, te genieten).
Telkens wanneer in de Schrift JHWH de adem wil brengen in de longen, gebruikt hij soms het woord ‘nishamat,’ zoals we eerder (נִשְׁמַת) al zagen gebruikt Hij echter ook het woord ruach “(רוּחַ), en heeft het precies dezelfde betekenis als in Genesis 6:17.
Genesis 6:17
En Ik, zie, Ik ga een watervloed over de aarde brengen om alle vlees waarin een levensgeest is, van onder de hemel te gronde te richten; alles wat op de aarde is, zal de geest geven.
Vertelt apostel Shaul ons met te zeggen de “Geest niet uit te blussen” dat we de adem moeten inhouden?
1 Thessalonicenzen 5:19 (mogelijkheid):
Blus de Geest niet uit.
De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat uit de mond van JHWH komt.
Mattithyahu (Matteüs) 4:4
Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt.
En toch, welke van al onze fysieke lichamelijke behoeften is van meer essentieel belang dan de adem (de Ruach)?
De Schrift vertelt ons dat het leven in het bloed is.
Vayiqra (Leviticus) 17:13-14
Iedereen van de Israëlieten en van de vreemdelingen die in hun midden verblijven, die wilde dieren of vogels die gegeten mogen worden, tijdens de jacht vangt, die moet het bloed van het dier eruit laten lopen en het met aarde toedekken. Want het is het leven van alle vlees. Hun bloed staat voor hun leven. Daarom heb Ik tegen de Israëlieten gezegd: U mag geen bloed eten van wat voor vlees dan ook, want het bloed is het leven van alle vlees. Wie dat eet, moet uitgeroeid worden.
Wat draagt het bloed anders dan precies die zuurstof die de adem uit de lucht haalt?
En waarom houden we onze adem in anders dan voor de zorgen om wereldse zaken? Yeshua vertelt ons dat wanneer we ons wereldse zorgen maken (en zelfs zorgen over leven en dood maken) dit een (ban)vloek is voor het Koninkrijk van Elohim.
Mattithyahu (Matthew) 6:25-34
Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven, over wat u eten en wat u drinken zult; ook niet over uw lichaam, namelijk waarmee u zich kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: zij zaaien niet en maaien niet, en verzamelen niet in schuren; uw hemelse Vader voedt ze evenwel; gaat u ze niet ver te boven? Wie toch van u kan met bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen? En wat bent u bezorgd over de kleding? Kijk naar de lelies in het veld, hoe ze groeien; ze werken niet en spinnen niet; en Ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet gekleed ging als één van deze. Als God nu het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen? Wees daarom niet bezorgd en zeg niet: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: Waarmee zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt. Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden. Wees dan niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal voor zichzelf zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
Er zijn vele manieren waarop we onszelf verfijnen in deze wereld van problemen en zorgen. Een daarvan echter is om onze adem niet in te houden om de zorgen, en als we onze adem inhouden van de zorgen, dan kunnen we er eerlijk over zijn en JHWH vragen ons te helpen die bekommernis(sen) op Hem te werpen, zodat we weer vrij kunnen ademen, zonder angst voor iets.
Philippim (Filippenzen) 4:6-7
Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.
Al is het nog zo’n eenvoudige opdracht, het is niet gemakkelijk voor ons blijkbaar. Maar in het voorbeeldgebed sluit Yeshua in dat we ons nooit zorgen moeten maken, maar gewoon moeten vertrouwen op JHWH omdat Hij ons zal geven wat Hij wil dat wij ontvangen (en er blij mee mogen zijn).
Luqa (Lucas) 11:2-13
Hij zei tegen hen: Wanneer u bidt, zeg dan: Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, zoals in de hemel, zo ook op de aarde. Geef ons elke dag ons dagelijks brood. En vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan iedereen die ons iets schuldig is. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Het is waar dat we mogen bidden voor onze behoeften.
En Hij zei tegen hen: Stel dat iemand van u een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: Vriend, leen mij drie broden, want mijn vriend is van een reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten, en dat die vriend van binnen uit het huis dan zou antwoorden en zeggen: Val mij niet lastig. De deur is al gesloten en mijn kinderen zijn bij mij in de slaapkamer; ik kan niet opstaan om ze u te geven. Ik zeg u: Al zou hij niet opstaan en ze hem geven, omdat hij zijn vriend is, dan zou hij toch om zijn onbeschaamdheid opstaan en hem er zoveel geven als hij nodig heeft.
Yeshua spreekt hier niet over de dingen van deze wereld, maar de apart zettende Adem, de Ruach. Zijn Adem houdt zich nooit bezig met de zorgen en de dingen van deze wereld.
En Ik zeg u: Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden. Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en wie klopt, voor hem zal er opengedaan worden. Welke vader onder u zal aan zijn zoon, als hij hem om brood vraagt, een steen geven, of ook als hij om een vis vraagt, hem in plaats van een vis een slang geven, of als hij ook om een ei vraagt, hem een schorpioen geven? Als u die slecht bent, uw kinderen dus goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan hen die tot Hem bidden?
Moge JHWH, onze Elohim, ons allen deze apart zettende Ruach haKodesh geven, die vertrouwt op JHWH, en zich geen zorgen maakt over de zorgen en de problemen van dit leven, maar die erop vertrouwt dat JHWH ons zal voorzien met alles wat Hij wil omdat wij het nodig hebben.
In de naam van Yeshua,
Amen.