In Mattheüs 22:37 citeert Yeshua twee verzen uit de Torah (Deuteronomium 6:5 en Leviticus 19:18), om ons te tonen dat de Torah “hangt aan liefde”:
Mattithyahu (Mattheus) 22:37-40
Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.
Met het citeren van deze twee verzen laat Yeshua ons zien dat liefde altijd de basis (of de onderbouwing) was van de Torah. Het houdt ook in dat zonder liefde de geboden op de grond zullen vallen (waarbij ‘vallen op de grond’ een Hebreeuws idioom is dat betekent ‘vergaan’, en/of ‘volkomen nutteloos worden’).
Het Christendom voert de analogie van Yeshua zelfs nog nog een stap verder door. Het Christendom suggereert dat omdat het verbond hangt aan de liefde, die liefde al de geboden nietig en ledig gemaakt. Maar is dat ook logisch? Waarom zou de liefde iets wegdoen waaraan het werd “opgehangen”? Heeft een fundament van een gebouw ooit de structuur er bovenop vernietigd?
Als we deze lijn van denken naar zijn logische eindpunt doorvoeren zullen we een verborgen boosheid in de geest van het christendom vinden.
Omdat Yeshua citeert uit de Thora om aan te tonen dat die liefde nog steeds de basis is van de Torah, betekent dit dat de liefde altijd al het fundament van de Torah was, zelfs in de tijd van Moshe (Mozes).
Maar als liefde altijd al de basis van de Torah was, maar het christendom ons nu vertelt dat het de Liefde is die de Torah (na het offer van Yeshua) vervangt, dan zou dit betekenen dat de Torah altijd een soort van verspilling van tijd, of erger, was.
Het Christendom veronderstelt dat de Torah te moeilijk is voor een mens om te houden, ook al vertelt Moshe (of Mozes) ons precies het tegenovergestelde:
Deuteronomium 30:11-14
Want dit gebod, dat ik u heden gebied, is niet te moeilijk voor u en het is niet ver weg. Het is niet in de hemel, zodat u zou kunnen zeggen: Wie zal voor ons naar de hemel opstijgen om het voor ons te halen en ons te laten horen, zodat wij het kunnen doen? Het is ook niet aan de overzijde van de zee, zodat u zou kunnen zeggen: Wie zal voor ons oversteken naar de overzijde van de zee om het voor ons te halen en het ons te laten horen, zodat wij het kunnen doen? Want dit woord is heel dicht bij u, in uw mond en in uw hart, om het te doen.
Als het onmogelijk was voor Israël om de Torah te houden, en als alles wat er ooit echt toe deed de liefde was, dan zou de Eeuwige, toen Hij de kinderen van Israël de Torah gaf, hen toch een soort van een vloek hebben gegeven? Dan zou Hij hen opzettelijk iets geven om te mislukken door hen een onmogelijke taak op te leggen, zodat Hij ze wreed kon verwerpen aan het einde.
Het is waar dat de apostel Shaul de Galaten verteld dat de Torah een soort van een vloek kan zijn als ze ten onrechte denken dat ze hun redding kunnen verdienen door de werken van de wet (in tegenstelling tot het geloof in Yeshua):
Galaten 3:10
Want allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen.
Zoals we zullen zien aan het einde van dit boek, de sleutel zinsnede hier is van de werken van de wet. Dit heeft geen betrekking op de Torah getrouwe volgelingen van Yeshua, maar was eigenlijk gericht op een sekte genaamd “de besnijdenis”. Deze geloofde dat, hoewel Yeshua de Messias was, ze zichzelf nog moesten redden door de werken van de wet. Om deze reden zegt Shaul dat ze ‘van’ de wet waren, of ‘onder’ de Wet waren. Shaul vertelde hen dat Yeshua was gestuurd om hen te bevrijden van die foute waan. In feite is, zoals we later zullen zien, bijna het hele boek van Galaten gewijd aan dit onderwerp.
In tegenstelling tot de christelijke leer heeft Shaul niet gezegd dat hij niet meer geloofde wat er in de wet of de profeten staat. In plaats daarvan vertelde hij de leden van de inmiddels uitgestorven sekte genaamd “de besnijdenis” niet te geloven dat ze zichzelf konden redden door de werken van hun eigen handen te doen.
Maar terwijl het een vloek is om ten onrechte te proberen een weg tot zaligheid te verdienen, was de huwelijksovereenkomst (Torah) opzettelijk gegeven als een vloek? Heeft een harteloze, genadeloze Elohim Jacob beloond voor zijn geloof door het geven van een onmogelijke wet aan de kinderen van Jacob die ze nooit zouden kunnen houden? Heeft de Eeuwige opzettelijk voor Israël een val gezet door hen een onmogelijke taak te geven, om hen dan voor altijd te verwerpen als ze niet in staat waren om het uit te voeren? Dit concept maakt de Eeuwige tot een kwaad en slecht God, maar het christendom neemt nog steeds aan dat dit concept waar is wanneer ze ons zeggen dat de wet altijd al onmogelijk te houden was.
De vraag die elke zinnig denkend mens zichzelf zou moeten stellen is: om welke reden zou de Liefde het Verbond afschaffen terwijl het Verbond altijd al gebaseerd is op de liefde. Maakt deze gedachte ook maar enige zin?
Waarom zou de Liefde de huwelijksovereenkomst afschaffen terwijl de afschaffing van deze huwelijksovereenkomst nergens in de Schrift wordt voorspeld?
En waarom zou de Eeuwige een belofte aan de kinderen van Israël, die Hij gedaan heeft aan Avraham, Isaac en Jacob, en die Hij gegeven heeft als een eeuwigdurend verbond wegnemen?
Breisheet (Genesis) 17:7
Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u.
Als de Eeuwige, YHWH, ons vertelt dat het Verbond met Noach een eeuwig verbond was (Genesis 9:16), verwachten christenen dat het eeuwig zal duren. Maar wanneer precies hetzelfde woord (‘olam’: altijd) wordt gebruikt met betrekking tot de beloften aan de aartsvaders, leert het christendom ons dat deze beloften slechts van tijdelijke aard waren (of op een of andere manier voorwaardelijk waren), omdat de Eeuwige, JHWH, ze alleen gaf “aan de Joden”.
Ondanks het gebrek aan intellectuele eerlijkheid in het fundamentele argument van het christendom houden veel christenen nog steeds onvermurwbaar vol dat de Liefde de wet afschaft. Veel van hen beweren dat de enige geboden die de apostelen hielden na de dood van Yeshua’s de Twee Grote Geboden, om de Eeuwige, JHWH, lief te hebben en de naaste lief te hebben, waren.
Anderen suggereren dat na de Hemelvaart van Yeshua, de enige geboden die de apostelen zouden hebben gehouden gewoon de Tien Geboden, die werden geschreven op twee stenen tafelen, waren.
Maar wat moeten we denken als het Nieuwe Verbond ons in feite laat zien dat de apostelen veel meer dan alleen de Tien Geboden hielden, zelfs vele jaren na de Hemelvaart van Yeshua?
Wat als uit het Nieuwe Verbond in feite zou blijken dat, hoewel de apostelen absoluut niet geloven dat het houden van de wet zou leiden tot redding, ze toch naarstiglijk al de geboden die zijn geschreven in de Thora bleven houden, zelfs de schijnbaar meest onbeduidende dingen?
Wat zou dat ons moeten vertellen?